Grand Prix Expositie Lewis Trondheim
‘Verreweg de leukste, interessantste en meest universele tentoonstelling tijdens de Stripdagen Haarlem 2006.’
De Morgen, 6 juni 2006
Tijdens de Stripdagen Haarlem 2004 won Lewis Trondheim de VPRO Grand Prix voor zijn werk als de meest toonaangevende stripmaker van de laatste jaren. Naast een geldbedrag hield de prijs ook het gastcuratorschap in van een prominente expositie tijdens de volgende Stripdagen.
Lewis Trondheim koos voor een expositie rond de tekstloze strip: (…) Er zijn geen woorden voor bewijst dat stripmakers ook zonder woorden veel te vertellen hebben. Lewis Trondheim is zelf een meester in het vertellen zonder woorden. Zijn tekstloze werk is uiterst veelzijdig en loopt van geraffineerde slapstick (Mister O, La mouche) tot bizarre sciencefiction (Buitenaards) en elegante abstractie (Bleu). Naast een doorsnede van Trondheims tekstloze werk toont (…) Er zijn geen woorden voor ook historische stukken van stripmakers als Caran d’Ache, Frans Masereel, Moebius, Willem en Jim Woodring. Daarnaast is er aandacht voor tekstloze strips als unieke visuele taal, de functie van tekstloze passages in het traditionele beeldverhaal en speelse elementen als het dikste tekstloze-stripboek-aller-tijden (2000 pagina’s!) en doe-het-zelf tekstloze strips.
Tijdens de Stripdagen Haarlem is bij De Vishal bovendien een wereldwinkel te vinden met tekstloze strips van over de hele wereld: globalisering zonder woorden. Oftewel, boeken gemaakt door mensen die elkaar misschien niet kunnen verstaan, maar toch prima kunnen begrijpen.
De Vishal, Haarlem, 3 juni t/m 7 juli 2006 (o.a. tijdens Stripdagen Haarlem)
6100 bezoekers geteld, concept: Lewis Trondheim, realisatie: nET eCHT mEDIA
(…) Er zijn geen woorden voor
Lewis Trondheim wist het in 2004 meteen. Tekstloze strips. Dat moest het onderwerp van de expositie ter ere van zijn VPRO Grand Prix worden. Een zoektocht naar het wezen van de strip.
Maar waarom zouden strips zonder woorden iets wezenlijks zeggen over het stripverhaal als medium? Zijn strips niet bij uitstek een combinatie van woord en beeld? Veel publicisten over het beeldverhaal hebben zich daarover het hoofd gebroken. In 1996 werd nog het honderdjarig bestaan van het medium gevierd omdat The Yellow Kid een eeuw tevoren zijn eerste tekstballon had gevuld. Het begin van de strip? Veelzeggend genoeg was dat in 1996 al gelijk onderwerp van discussie.
Want in die dikke eeuw dat er strips worden gepubliceerd zijn er tientallen getekende boeken verschenen zonder ook maar één woord te bevatten. Boeken die puur vertrouwen op de taal het beeld om leesbaar te zijn. Boeken over onderwerpen waar geen woorden voor – of voor nodig zijn.
(…) is een eerbetoon aan de makers van die boeken. Niet toevallig een expositie met een titel die niet uit te spreken is. Of taal nu uit woorden, klanken of beelden bestaat, schoonheid bevindt zich altijd op dezelfde plek. Kijken, luisteren of lezen zijn alle even honkvast. Het gebeurt achter de ogen.
Trondheims stripfiguur Mister O vat het kernachtig samen. Tussen rotswand A en rotswand B, tussen tekenaar en lezer, tussen het ene plaatje en het andere gaapt een kloof. (…) is een duw in de rug. Of anders gezegd: een uitnodiging de sprong te wagen.
Lewis Trondheim
Lewis Trondheim is tevreden. ‘Veel lezers vragen niet meer om “de nieuwe van Lewis Trondheim”. Nee, ze vragen om “de nieuwe Donjon”.’ Met de humoristische fantasyserie Donjon hebben Trondheim en zijn co-auteur Joann Sfar hun eigen naam overbodig gemaakt. Een groot compliment, vinden beide auteurs. Bij Asterix vraagt ook niemand om ‘de nieuwe van Uderzo’.
Het idee staat bij Lewis Trondheim voorop. De auteur hoeft zelf niet zo nodig in de spotlights. Anders was hij waarschijnlijk ook niet onder pseudoniem gaan werken. Lewis Trondheim heet eigenlijk Laurent Chabosy, in 1964 geboren in Fontainebleau. In 1990 richt hij samen met Jean-Christophe Menu, Stanislas, Mattt Konture, Killoffer en David B. de vernieuwende Franse stripuitgeverij L’Association op. Al snel toont hij zich een productief en uiterst veelzijdig auteur. De ene strip volgt de andere in razend tempo op.
Met de humoristische reeks Kobijn bouwt hij midden jaren ’90 gestaag een eigen publiek op, dat hij daarnaast aan de lopende band verrast met vindingrijke uitgaven als Net echt (autobiografie), De vlieg (tekstloze avonturen van een bromvlieg – ook bekend van de tekenfilms op de KRO-tv), Mister O (existentiële humor) en Buitenaards (buitenaardse SF).
Vanaf 1997 breekt hij, samen met Joann Sfar, door naar het grote publiek met de humoristische ‘In de ban van de Muppets’- serie Donjon. Inmiddels heeft Lewis Trondheim de VPRO Grand Prix gewonnen, is hij geridderd (in 2005), leidt hij zijn eigen striplabel Shampooing bij uitgeverij Delcourt en is hij uitverkoren tot eregast van het internationale stripfestival in Angoulême (begin 2006). ‘Dus nu hoef ik alleen nog maar te sterven,’ zoals hij op zijn eigen webstek opmerkt met hem kenmerkende zelfspot.
Beeldtaal
Kijken is lezen. Tekstloze strips bieden pure beeldtaal. Een taal die iedereen kent, ook al is het de vraag aan welke regels hij gehoorzaamt.
De meest bekende vorm is het hokjesstramien. Vierkante vakjes verspreid over een vel papier. Een overzichtelijk geheel, waarbij de plaatjes bijvoorbeeld een voortgaande handeling afbeelden, of een grap. Zo zien de meeste strips eruit. Maar pioniers als Milt Gross en Frans Masereel werkten heel anders. Zij tonen niet meer dan één beeld per pagina. Hun boeken hebben daardoor een heel ander, rustiger ritme. Alhoewel ‘rustig’? Milt Gross’ getekende portret van de jazz age springt vrolijk van één naar meerder plaatjes per pagina. En weer terug. Het oog van de lezer danst over het papier.
Bij Gross liggen de danspassen tenminste nog vast. Minder helder wordt het bij stripmakers als Anna Sommer en Chris Ware. Zij laten de vorm en inhoud van hun werk zo in elkaar overlopen, dat niet altijd meer duidelijk is om welke dans het precies gaat. Moet je nu van links naar rechts lezen? Of van links naar onderen en dan weer naar rechts en naar boven?
Dat zijn vragen die bij in werk van Willem of Thé Tjong-Khing nog sterker doorklinken. Waarom zou je daar de lineaire conventies (links-rechts) van de geschreven taal nog volgen? Maakt dat nog wel verschil?
Tekst-lezen is anders dan beeld-lezen. Beeld volgt geen regels, loopt niet van A tot Z. Voor beeld geldt: kijken is lezen.
Beeldtaal met woorden
Het wordt wel de ‘visuele wending’ in de strip genoemd: steeds meer stripmakers vertellen zonder woorden. Ook in getekende boeken waarin verder wel gewoon tekst voorkomt. De zeggingskracht van het beeld wordt steeds belangrijker. Waar veel klassieke Europese strips vroeger iemand een deur lieten opendoen met daarboven de tekst ‘Hij opende de deur’, nemen stripmakers tegenwoordig veel sneller de ruimte om alleen hun tekenpen het woord te laten doen.
De ‘visuele wending’ is een gevolg van de globalisering van de stripcultuur. De opkomst van de Japanse manga en Engelstalige graphic novel hebben het veel gewoner gemaakt dikke, ambitieuze stripboeken te tekenen. Lange passages zonder tekst zijn in die Japanse en Engelstalige strips veel gangbaarder. Het indianenepos Hij-die-tweemaal-geboren-werd was lange tijd een Europese uitzondering, maar inmiddels zijn tekstloze passages in stripboeken als Over de grenzen van de tijd, Cages en Ibicus heel gewoon.
Werkplaats
Geen inspiratie? Dat kennen de stripmakers die volgens het ‘OuBaPo-principe’ werken niet. OuBaPo is een Franse afkorting die staat voor Werkplaats voor Potentiële stripverhalen (OUvroir de BAnde Dessinée POtentielle).
Het is een internationale beweging van stripmakers die voortborduurt op de ‘literaire speelplaats’ van Franse schrijvers Raymond Queneau en Georges Perec (OuLiPo). Waar de Franse literatoren bijvoorbeeld boeken schreven zonder de letter ‘e’ erin, kiezen de stripmakers voor formele beperkingen als het gebruik van vol gekriebelde tekstballonnen of het uitbeelden van een muziekinstrument op twee pagina’s. En dan is het speelkwartier volop begonnen.
Op de valreep van de 21e eeuw verscheen bij de Franse uitgeverij L’Association – in 1990 mede opgericht door Lewis Trondheim – het meest ambitieuze OuBaPo-project tot op heden: Comix 2000. Een stripboek van ruim 2000 pagina’s, zo dik als een woordenboek, gevuld met alleen maar tekstloze strips. Comix 2000 is een duizelingwekkende visuele ervaring, die aantoont dat het stripverhaal na meer dan een eeuw nog steeds springlevend is.
Meespelen met OuBaPo? Dat kan. Lees de spiegelstrip en verzin je eigen verhaal. OuBaPo (…)-bonus: hoeveel woorden je ook gebruikt, tekstballonnen laten zich niet zien.
Pioniers
Al vroeg in de stripgeschiedenis werkten stripmakers zonder tekst. De Fransman Caran d’Ache baseerde er eind 19e eeuw zelfs een belangrijk deel van zijn carrière op. Ook pionier Wilhelm Busch en de Nederlander Jan Linse gebruikten in die jaren de tekstloze strip al als welkome afwisseling op hun gebruikelijke werk.
Begin 20e eeuw ontdekten auteurs als Frans Masereel het boek zonder woorden als laagdrempelige manier om hun publiek te bereiken. Zij brachten vaak eenvoudig gebrachte, strijdbare verhalen bedoeld om de arbeidersmassa te bevrijden.
De opkomst van de krantenstrip betekende een nieuwe impuls voor de tekstloze strip. Tekenaars als George Herriman en Cliff Sterett lieten op de Sunday Pages graag zien wat zij op grafisch gebied allemaal in huis hadden. In Nederland vermaakte Bob van den Born de lezers van Het Parool jarenlang met de absurde invallen van Professor Pi.
Met de undergroundstrip en – in het verlengde daarvan – het ontstaan van de auteurstrip gingen de registers van de tekstloze strip vol open. Niets was meer ‘te gek’ zowel qua thema als grafische aanpak.
Door de globalisering werd de tekstloze strip eind 20e eeuw extra aantrekkelijk voor ambitieuze stripmakers. Door verhalen zonder woorden te vertellen konden ze door iedereen ter wereld worden begrepen. Jonge tekenaars als Masashi Tanaka en Thomas Ott maakten van de tekstloze strip zelfs hun handelsmerk.
Nu verschijnen jaarlijks overal ter wereld tientallen tekstloze striptitels. De tekstloze strip is vandaag de dag diverser en ambitieuzer dan ooit.