Op 11 januari 2017 vierde Bernard Yslaire zijn zestigste verjaardag. Diezelfde dag verscheen de Nederlandse vertaling van De hemel boven het Louvre, de strip die de Brusselaar samen met scenarist Jean-Claude Carrière maakte over het revolutionaire verleden van het befaamde museum in Parijs. Speciaal voor Stripspeciaalzaak verzorgt vertaler en stripliefhebber Toon Dohmen, oud-redacteur van stripinformatieblad ZozoLala, een virtuele rondleiding.
Over het Louvre
We beginnen bij het Louvre. Nu een van de bekendste en meest bezochte musea ter wereld, voorheen het stadspaleis van de Bourbons, de Franse koninklijke familie. De hemel boven het Louvre gaat over het omslagpunt waarop het paleis met de privécollectie van de koning in 1793 veranderde in een voor iedereen toegankelijk museum. Deze verandering kwam voort uit de Franse Revolutie, toen de machthebbers de grote werken uit de kunstgeschiedenis niet langer wilden voorbehouden aan hof, kerk en adel, maar het volk in staat wilden stellen zelf na te denken. Voortaan moest iedereen toegang hebben tot kennis, schoonheid en kunst. Naar het voorbeeld van de beroemde Encyclopédie uit die tijd zagen de revolutionairen het nieuwe museum als een ‘Encyclopedie van de Schone Kunsten’, oftewel ‘een vrijplaats waar de mensen zich kunnen verheffen door zich te laven aan schoonheid’. Dit nobele streven vloeide voort uit de idealen van de Verlichting. Het eiste echter ook een bloedige tol, zoals straks zal blijken. De hemel boven het Louvre ademt daardoor niet alleen een bijzondere aantrekkingskracht, maar tevens een onmiskenbare dreiging.
Yslaire en Carrière laten hun strip beginnen op 8 augustus 1793, de dag dat het Louvre officieel voor het publiek wordt geopend. Met ronkende toespraken maken de voormannen van de Franse Revolutie de koninklijke kunstcollectie toegankelijk voor het volk. De stripmakers verbeelden deze gebeurtenis door gewone Parijzenaars de centrale trap van het Louvre te laten bestijgen terwijl revolutionaire activisten nog snel de laatste portretten van de koning en religieuze stukken naar de kelder afvoeren. Een nieuwe tijd is aangebroken.
Over klassieke schilderkunst
De kunstwerken op bovengenoemde stripplaat zijn duidelijk herkenbaar. Anders dan in zijn eerdere werk, Eva’s geSternte, waarin hij tientallen bekende nieuwsfoto’s natekende, geeft Yslaire de klassieke schilderwerken dit keer bewust niet weer in zijn eigen tekenstijl. Doordat hij De hemel boven het Louvre in opdracht van het museum maakte, kon hij vrij beschikken over het beeldrecht van de hoogwaardige reproducties van de vele beroemde doeken die in zijn boek voorbij komen. Net zo makkelijk als Andy Warhol de Mona Lisa vrolijk zeefdrukkend opvoerde in zijn eigen werk, citeert Yslaire in zijn strip nu klassieke kunstwerken van Titiaan, Veronese en Jacques-Louis David.
Waarom zou Yslaire de wereldberoemde doeken ook willen natekenen? Hij werkt al jaren op een digitaal tekentablet in plaats van op papier. Daarmee is het copy-pasten van zo’n kunstwerk in zijn eigen tekening technisch gezien een fluitje van een cent. Het maakt de weergave van deze werken in De hemel boven het Louvre ongekend ‘levensecht’. In interviews geeft Yslaire daarbij te kennen dat hij er niet aan moest denken zich artistiek te meten met illustere voorgangers als David of Leonardo da Vinci – al was het maar omdat hij met zijn striptekeningen bovenal een verhaal wil vertellen. Nog een reden dus waarom hijzelf bewust een minder klassieke, meer schetsmatige tekenstijl heeft gehanteerd. Voor zijn gevoel past deze gejaagd en onaf overkomende stijl als geen ander bij de hectiek van de revolutiejaren tussen 1789 en 1794. Een tijd waarin de revolutionairen nauwelijks aan slapen toekwamen, zo druk waren ze met het vormgeven van een nieuwe wereld, het (voor zover mogelijk) handhaven van de orde op straat en het bestrijden van de vele vijanden in binnen- en buitenland.
Over De dood van Marat
Yslaire en Carrière geven de geschiedenis van het Louvre vlees op de botten door zich te concentreren op het levensverhaal van de schilder Jacques-Louis David (1748-1825). Al meteen in de proloog van De hemel boven het Louvre speelt Davids meesterwerk De dood van Marat (1793) een prominente rol. Het doek is even beroemd als berucht. David toont namelijk het lichaam van de in bad vermoorde journalist en volksmenner Jean-Paul Marat als Christus-achtige martelaar voor de Franse Revolutie. Zo vurig als Marat opriep honderden mensen onder de guillotine te brengen, zo enthousiast eert David zijn revolutionaire kameraad. De schilder voelde zich geroepen tot dit schaamteloze eerbetoon doordat hijzelf vierkant achter de idealen van de revolutie stond – inclusief de geliefde revolutionaire gedachte dat niemand een omelet kan bakken zonder eieren te breken. Jacques-Louis David hoorde tot de naaste kring van de jakobijnse leider Maximilien Robespierre en had ook een belangrijke functie in de beruchte geheime politie, die mensen met één pennestreek naar de guillotine kon sturen (Marat zou trots op hem zijn geweest).
Over historische sensaties
De dood van Marat hing in 1793 in de Nationale Conventie pontificaal rechts naast het spreekgestoelte. Aan de andere kant ervan verbeeldde nog zo’n monumentaal doek van David het revolutionaire élan. Het onderstreept de centrale rol die de kunstschilder in de revolutionaire beweging vervulde. Dit schilderij toonde eveneens een revolutionaire martelaar: Louis-Michel le Peletier. Het originele werk is na de revolutie verloren gegaan: er bestaan alleen nog gravures en schetsen van. Geen probleem voor Yslaire en Carrière. In hun strip reconstrueren ze Davids portret van Le Peletier op zijn sterfbed en tonen ze beide doeken naast het spreekgestoelte in hun volle revolutionaire glorie, waardoor de lezer een ongekende historische sensatie ervaart. Want hoe bizar is het niet dat de Nieuwe Tijd die aanbrak na de val van de Bastille wordt gesymboliseerd door schilderijen van morsdode mannen? Yslaire en Carrière benadrukken fijntjes dat het motto van de Franse republiek aanvankelijk niet vrijheid, gelijkheid en broederschap luidde, maar liberté, egalité ou la mort. Achteraf gezien ronduit wrang, gelet op de honderden mensen die tijdens de laatste revolutiejaren onder de guillotine het leven lieten.
Het hoeft dan ook weinig verbazing te wekken dat Jacques-Louis David na de woelige revolutiejaren en de daaropvolgende opkomst en ondergang van Napoleon – die hij al even enthousiast schilderde – niet langer welkom was in zijn eigen land. David moest in 1816 uitwijken naar Brussel. Hij nam De dood van Marat met zich mee en hield zijn revolutionaire verleden wijselijk stil. De dood van Marat was jarenlang alleen op afspraak en met toestemming van de politie in het logement van zijn zoon te bezichtigen, zo gevaarlijk achtte de kunstschilder de herinnering aan de prominente rol die hij speelde tijdens de Franse Revolutie. Tegenwoordig kan eenieder in Davids oude woonhuis aan de Leopoldstraat overnachten (het huisvest nu luxehotel The Dominican) en is De dood van Marat een van de topstukken van het Brusselse Koninklijk Museum voor Schone Kunsten.
Over de beeldtaal van de Franse Revolutie
Met abstracte ideeën alleen laat een volk zich lastig aanzetten tot een revolutie. De Franse revolutionairen zochten naarstig naar aansprekende symbolen om de gewone man in beweging te krijgen. In die jaren waren beelden schaars. Schilders, beeldhouwers en tekenaars vormden de spil van de beeldcultuur van hun tijd. Gravures en andere goedkope reproducties, onder meer van de revolutionaire schilderijen van Jacques-Louis David, moesten de ontevreden onderdanen van koning Louis XVI aanzetten tot actie. Koningin Marie-Antoinette werd op deze prenten afgeschilderd als een seksbeluste feeks die vond dat het hongerende Franse volk bij gebrek aan brood maar cake moest gaan eten, zoals historicus Simon Schama aanstipt in Burgers, zijn meeslepende kroniek van de Franse Revolutie. Yslaire en Carrière benadrukken aan het begin van hun boek al meteen de kracht van het gedrukte beeld, waarvan zij als stripmakers uiteraard eveneens dankbaar gebruik maken. Ze tonen authentieke prenten van de val van de Bastille, de onthoofding van de Franse koning en de symbolische verbeelding van de Gelijkheid. Met het oog op de hierboven genoemde onheilspellende leus van de revolutie (‘Vrijheid, gelijkheid of de dood’) laten ze de verkoopster van deze prenten tegen een van haar klanten veelzeggend opmerken: ‘Broederschap is ietsje duurder, dat begrijp je.’
In de tweede helft van hun boek richten beide stripmakers zich op de obsessieve energie waarmee de revolutionair Robespierre een grootse feestdag voor een seculier ‘Opperwezen’ in het leven wil roepen. Want Robespierre vraagt zich steeds gekwelder af: valt het volk van de Eerste Franse Republiek wel in toom te houden zonder een beroep te kunnen doen op de morele autoriteit van zo’n opperwezen? Op 8 juni 1794 wordt het feest van het Opperwezen daadwerkelijk met een groots spektakel gevierd, nota bene onder de artistieke leiding van Jacques-Louis David. Yslaire en Carrière laten zien hoe deze feestdag uitloopt op een sof. Het standbeeld van het Opperwezen dat op de Champ-de-Mars hoog boven de stad de revolutionaire moraal had moeten belichamen, zou er nooit komen. In plaats daarvan verrees op deze plek honderd jaar later een heel ander soort baken. Sinds de Wereldtentoonstelling van 1889 kijken de bezoekers van dit Parijse parkgebied op naar de Eiffeltoren.
Over littekens en mislukkingen
Jacques-Louis David verlangde naar hooggestemde idealen. De schilder werd geïnspireerd door de ‘volmaakte verhoudingen’ van de beelden uit de klassieke oudheid, waar hij tijdens zijn jarenlange verblijf in Rome in de jaren zeventig van de achttiende eeuw een bijzondere voorliefde voor had ontwikkeld. Zijn schilderij De eed van de Horatiërs is daarvan een vroeg voorbeeld. Een te hoog gegrepen ideaal? Yslaire en Carrière vinden van wel. Zij laten een vakbroeder van David in het Louvre opmerken: ‘Je hecht te veel aan symmetrie, David. Te veel strengheid, te veel evenwichtigheid verstoort de natuurlijke verhoudingen juist, weet je.’
Op de voorgaande pagina benadrukken de stripmakers de tragiek van Davids revolutionaire streven. Ze tonen Davids gelaat in een spiegel. Als gevolg van een wond tijdens een schermwedstrijd toen hij midden twintig was vertoont de linkerwang van de schilder een fors litteken. Doordat hij zijn beeltenis altijd in een spiegel schilderde, beeldde David zichzelf op zelfportretten af met de zwelling op zijn rechterwang (discreet zoveel mogelijk in schaduw gehuld). Yslaire en Carrière vinden dat hij de werkelijkheid daarmee geen recht doet. Op het plaatje ernaast benadrukken ze hoe vertekend de revolutionaire kunstschilder tegen de werkelijkheid aankijkt: Davids gezicht verandert afhankelijk van het gekozen perspectief. Een pijnlijke observatie voor de man die hooggestemde idealen koestert. Hoe graag hij op zijn schilderijen ook de werkelijkheid wil vormgeven*, hoe graag hij ook de revolutionaire idealen als volmaakt wil beschouwen, zijn missie lijkt bij voorbaat tot mislukken gedoemd.
*) Door te werken met spiegels en een symmetrisch raster van vierkante vakjes, dat overigens sterk aan het plaatjesstramien van stripplaten doet denken.
Over strips en film
Ter voorbereiding van zijn verbeelding van de achttiende eeuw maakte Bernard Yslaire een studie van Stanley Kubricks filmklassieker Barry Lyndon. Kubrick hecht in deze meesterlijke film aan authentieke belichting en gedetailleerde totaalshots die aan schilderijen herinneren en met hun visuele rijkdom de kijker meeslepen, waarna het verhaal zich in meer close gehouden opnames ontvouwt.
Jean-Claude Carrière heeft in zijn lange loopbaan ook veel filmscenario’s geschreven, onder meer voor Die Blechtrommel, The Unbearable Lightness of Being en Danton (eveneens een film over de Franse Revolutie). De hemel boven het Louvre is zijn eerste stripscenario. In een interview vertelt hij hoezeer dit zijn bloed sneller deed stromen. Een geraffineerde beeldovergang als bovengenoemd ‘spiegelbeeld’ van Jacques-Louis David komt niet uit de lucht vallen. Carrière: ‘Ik heb dit keer bewust geprobeerd geen filmscenario te schrijven, maar een echt stripscenario waarin de codes van het beeldverhaal maximaal effect sorteren.’
Over het boek in digitale tijden
Al heeft Jean-Claude Carrière in de loop van de jaren veel filmscenario’s geschreven, de Parijse schrijver is een verklaard bibliofiel. In 2010 voerde hij gesprekken met wijlen Umberto Eco (1932-2016) over verleden, heden en toekomst van het boek, die zijn gepubliceerd onder de titel Zo makkelijk kom je niet van boeken af. Carrière merkt op: ‘In de zestiende eeuw zal de Venetiaanse drukker Aldus Manutius het lumineuze idee krijgen een boek op zakformaat te maken, dat heel gemakkelijk te vervoeren is. Nooit is er een doeltreffender manier van informatietransport uitgevonden, voor zover ik weet. (…) Het boek is als het wiel. Als je het eenmaal hebt uitgevonden, dan kun je het niet verbeteren.’
Over de Franse Revolutie
Jean-Claude Carrière sprak in hetzelfde boek ook met Umberto Eco over de Franse Revolutie, een periode waarin hij zich (onder meer voor het schrijven van Danton) uitgebreid heeft verdiept. Eén voorval uit die revolutiejaren drukte hem met zijn neus op de morele gemakzucht van het volk. Carrière: ‘Een veroordeelde wordt met een aantal anderen in een kar naar het schavot gebracht. Hij heeft zijn hondje bij zich, dat hem is gevolgd. Voordat hij op het schavot klimt, richt hij zich tot de menigte om te vragen of iemand het onder zijn hoede wil nemen. Het is een erg lief beestje, zegt hij er nog bij. Hij houdt het in zijn armen, biedt het aan. En de menigte bestookt hem als antwoord met scheldwoorden. De bewakers verliezen hun geduld, rukken de hond uit de handen van de veroordeelde, die meteen wordt geguillotineerd. Het jankende hondje komt het bloed van zijn baasje oplikken. De geërgerde bewakers doden de hond uiteindelijk met bajonetsteken. Daarop begint de menigte tegen de bewakers uit te varen. “Moordenaars, schamen jullie je niet? Hij heeft jullie toch niets misdaan, die arme hond?”’
Over het streven naar meerwaarde
Tijdens het werk aan De hemel boven het Louvre heb ik me als vertaler laten inspireren door muziek, films en ander achtergrondmateriaal. Zoals bij andere vertalingen, onder meer V voor Vendetta, Persepolis en De Arabier van de toekomst, wil ik de enthousiaste lezer van De hemel boven het Louvre graag doorverwijzen naar inspiratiebronnen die het genot van het boek mogelijk verder kunnen vergroten. Zie Yslaire bijvoorbeeld live op zijn tekentablet werken aan een pagina uit De hemel boven het Louvre of bekijk de trailer van Danton. Nieuwsgierig? Klik op bovenstaand plaatje en vervolg zelf je rondleiding door de wereld van Bernar Yslaire en Jean-Claude Carrière.
De hemel boven het Louvre is uitgegeven door Stichting Zet.El: 72 pag. kleur; harde kaft; ISBN 978-90-72093-16-5; € 21,95.
Eerder gepubliceerd op Stripspeciaalzaak.be (2017)