Pieter Geenen is een bescheiden mens. Vraag hem bijvoorbeeld naar zijn geweldig leuke strip over mensen die in de zware anonimiteit verzeild zijn geraakt, en hij krabt zich achter de oren. ‘Van wanneer is die ook alweer? Een jaar of zes jaar geleden? Hij is bij mij alweer wat weggezakt.’ De gag verscheen alleen in dagblad Trouw, hij is niet opgenomen in een van de slechts vier bundels die Pieter Geenen in de loop van vijftien jaar stripmaken heeft samengesteld. De reden? ‘Ik doe zelf de selectie voor die bundels en kies de strips liever zo dat de mensen denken: iets te weinig, dan dat ze denken: nu heb ik het wel gezien.’ Hoezo bescheiden?
Schuddebuiken
En dat voor de man die tot de leukste humoristen van dit moment behoort. Die volgens een volstrekt aselecte steekproef boeken maakt die geen mens kan openslaan zonder te schuddebuiken. Die de tijdgeest net zo raak op zijn staart trapt als Gerrit de Jager en Wim Stevenhagen dat in de jaren tachtig deden met hun Familie Doorzon. Geenen: ‘Nou, dat vind ik wel een compliment. Doorzon was in de begintijd echt nieuw, leuk, verrassend, interessant voor iedereen. Dat hakte er destijds wel in, herinner ik me: dat je een strip kon maken over het dagelijks leven, met Surinamers en homo’s, feministische vrouwen en seksistische burgermannen. Dingen die je herkende uit je eigen leven.’
Ambtenaar
Niet dat Geenens vaste hoofdpersoon Anton Dingeman snel met John Doorzon op café zou gaan. Dingeman is ambtenaar van Algemene Zaken. Waar John Doorzon zodra zijn Mieke van huis gaat onbeschaamd achter de buurvrouw aanzit, is Dingeman al uit zijn doen als zijn vriendin Inez eens een Hele Dag Lang moet overwerken. Geenen: ‘Anton is eigenlijk meer een toeschouwer. Hij is de bindende factor, hij zoekt, hij gaat naar de problemen toe. Maar in feite ontrolt het verhaal zich zonder hem, of buiten hem. Hij is aanwezig, maar zelden hoofdrolspeler. Daarom is hij ook ambtenaar, bij wijze van spreken inzetbaar bij elk maatschappelijk probleem. Met een beetje handig pielen en schrijven kan ik hem net zo goed naar een rookcafé sturen als naar een asielzoekerscentrum of een bezoek van de koningin. Dat is mooi, want dat geeft hem een groot bereik. Een beetje vriendelijk en argeloos de zaken bekijken, dat is wat Anton doet.’
Puntschoenen
Als hedendaagse ambtenaar heeft Anton Dingeman contact met mondige burgers. Burgers die weten wat ze willen en hoe het verder moet met hun land – ook als hun buurman daar héél anders over denkt. Gelukkig heeft Anton geleerd hoe hij zich dienstbaar kan opstellen. Dus als de burger suggereert dat ze ‘alle politici moeten verzuipen’, noteert hij dankbaar de suggestie en zegt hij dat hij die aan de wethouder ‘zal voorleggen om eens te polsen wat de mogelijkheden zijn’. Anton weet nog goed dat hij vroeger links was. Een idealist, jong en hip, met lang haar en rock-’n-roll puntschoenen. Maar het lange haar dunde uit en de puntschoenen heeft Anton inmiddels in het bijzijn van zijn Inez ritueel begraven. Geenen: ‘Als je puur naar zijn uiterlijk kijkt, zou Anton eigenlijk net zo goed in de jaren vijftig kunnen rondlopen, met die lange regenjas en die retro bril. Iemand heeft hem wel eens vergeleken met Pa Pinkelman, de stripfiguur van Carol Voges en Godfried Bomans. Anton leeft weliswaar in het nu, maar hij is echt een volger, de dingen komen naar hem toe. Hij probeert zich bijvoorbeeld te redden in een zee aan ICT-mogelijkheden. Of plotseling komt de hele economie op hem af. En dan denkt hij: o ja, de economie, ik heb wel geen verstand van economie, maar je moet wel. In drie maanden tijd weet iedereen in Nederland alles van economie, weet je wel. Iedereen discussieert over banken en tegoeden en tekorten. Wat ons overkomt, overkomt Anton dan ook.’
Ontlinksen
Pieter Geenen heeft duidelijk een zwak voor zijn getekende hoofdpersoon. Hij herkent veel in Anton. Eerst en vooral beaamt hij: ‘Ik ben van nature een opgewekt persoon.’ Dat geldt voor Anton ook. Al benadert de burger hem nog zo mondig, al valt de regen als een druilerige deken over een grijze dinsdagochtend, Anton houdt de lezer vanaf zijn herenfiets gehuld in regencape vrolijk voor: ‘Laat je niet kisten, joho!’ En ook de maatschappelijke ontwikkelingen hebben de stripmaker, net als zijn hoofdpersoon, niet onberoerd gelaten. In de jaren tachtig bewoont Pieter Geenen gekraakte kloosters, scholen en etages in Den Bosch en Amsterdam. Hij zit in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt op het moment dat een ‘volkstribunaal’ burgemeester Van Thijn de toegang tot de wijk ontzegt. In kraakkafé de Rioolrat, gevestigd in een hoekpand met een metershoge gebalde vuist boven op het platte dak, bezoekt hij het kraakspreekuur. Sommige krakers leven er in een soort autonome zone, halen hun brood bij de linkse bakker en laten hun fiets repareren bij de linkse fietsenmaker. ‘Een deel van die mensen ging helemaal op in dat parallelle kraakuniversum, ik niet,’ zegt Geenen, ‘ik had gewoon woonruimte nodig. Daarnaast ging ik naar musea en naar de bibliotheek en ik deed ook andere dingen. Ik bedoel, er woonden op een gegeven moment zelfs mensen met een baan bij ons in huis! Wel zaten er toen natuurlijk heel veel mensen zonder betaald werk… en iedereen was links. Er waren nog van die linkse zekerheden. Je wist zeker: als je de juiste bladen las, en je droeg de juiste kleren en je had de juiste mensen om je heen, dan bewandelde je de goede weg naar een betere wereld. De anderen deden dat niet – en rechtse mensen zéker niet.’ Pieter Geenen lacht. In de Staatsliedenbuurt zijn de krakers van drie decennia geleden inmiddels veruit in de minderheid, de eigen bakkers, fietsenmakers, kroegen en gebalde vuisten zijn er langzaam uit het straatbeeld verdwenen. De tijden zijn veranderd. Links staat niet langer vanzelfsprekend gelijk aan goed. Pieter Geenen moest tot zijn eigen verbazing ‘ontlinksen’, een thema waar hij zich in zijn strips graag vrolijk over maakt.
Lachwekkend
Geenen: ‘Maar het bleef een verrassing om te ontdekken dat links opeens niet meer goed was. Het was eigenlijk een soort vanzelfsprekendheid, die onwrikbaar leek.’ De Amsterdamse stripmaker ziet een parallel met de ontwikkelingen in Noord-Brabant, waar hij in de jaren zestig opgroeide. ‘Opeens realiseerde ik me over dat ontlinksen: ja, mijn ouders hebben ook zoiets meegemaakt. Mijn ouders waren katholiek, zo stak de wereld in elkaar waarin je opgroeide en alles was volstrekt overzichtelijk en duidelijk. En in de jaren zestig tuimelde die hele wereld in elkaar. De zekerheden die er waren werden in een paar jaar tijd weggevaagd. Meneer pastoor gaf geen stemadvies meer. Goed en slecht lagen opeens niet meer bij voorbaat vast.’ Pieter Geenen vertelt er opmerkelijk mild over, weemoedig bijna. Het hele politiek correcte denken vindt hij vooral lachwekkend, zoals hij ook duidelijk laat merken in zijn strips. Dan tekent hij bijvoorbeeld Anton Dingeman die opstaat, de lamp aandoet en meteen denkt: o nee, daar vliegt weer 0,5 % CO2 het raam uit. Vervolgens gaat hij te lang onder de warme douche staan. ‘Dus voordat je tien minuten uit bed bent, heb je al drie keer gezondigd tegen het milieu. Het klopt allemaal wel. Maar zo kun je niet leven.’ Pieter Geenen lacht: ‘Zo kun je niet eens zelfmoord plegen. Als Dingeman dat in een zeldzame sombere bui overweegt, denkt hij gelijk: nee, dan moet ik eerst het raam opendoen en dan gaat er gelijk weer kostbare warmte verloren.’
Overbewustzijn
Zondigen tegen het milieu. Zulke politiek correcte zondaars zijn dankbare mikpunten voor Pieter Geenen. Hij zet ze graag te kijk wanneer ze de makelaar bij de aankoop van een nieuw huis kritisch vragen hoe het staat met de vrouwenrechten in het gebied waar de plinten vandaan komen. Ze trekken zich te veel aan van de actualiteit in de media, ze maken zich te druk, ze lijden aan wat Pieter Geenen ‘overbewustzijn’ noemt. Het is soort verkramping die discussies meteen op slot gooit, omdat je ‘zo niet mag denken’. In de kraakbeweging zag Geenen het van nabij. Eind jaren zeventig deed hij mee aan een actie die door de ME uit elkaar werd geslagen. Op een gegeven moment stonden de oproerpolitie en betogers tegenover elkaar. Geenen: ‘De agenten mochten dan niet meer slaan tot ze een nieuw dienstbevel kregen. Dan gingen er krakers voor zo’n agent staan en riepen ze in zijn gezicht: “Fascist!” Ongelooflijk opgefokt gedoe, alsof die agenten en wij in twee verschillende werelden leefden. Ik voelde me dan eerlijk gezegd meer verbonden met die agenten die met hun dikke kop onder een helm tegen die opgewonden gastjes stonden aan te kijken. Ik houd helemaal niet van dat zwart-witdenken.’ In dat opzicht ervaart Pieter Geenen het ontlinksen als een hele opluchting: ‘Mensen mogen nu tenminste hardop zeggen wat ze vinden. Je mag nu uitkomen voor meningen die tien jaar geleden werden verketterd. Er bestaat nu zelfs ruimte voor politieke partijen die dat doen. Tot je schande moet je dan leren ontdekken: o, we hebben met z’n allen een tijdlang een aantal dingen over het hoofd gezien. Een tijdlang ging het de kant uit dat de mensen met een afwijkende mening niet aan bod kwamen. Terwijl die misschien ook alleen maar een ongearticuleerde angst kwijt wilden: help, m’n hele wereld verandert. Dat daar ook aandacht voor is, vind ik op zich winst. Wat niet wil zeggen dat ik het er allemaal mee eens ben – wel vind ik het goed dat die verkramptheid eraf is. Als er problemen zijn, kun je die pas goed in kaart brengen als alle kanten mogen zeggen wat ze ervan vinden, niet als je één kant onder de mat veegt. Dat is te gemakkelijk.’
Doorpakken
Anton Dingeman ontstaat in 2001. Pieter Geenen tekent dan net een jaar lang strips voor dagblad Trouw. Elke week maakt hij een pagina waarin hij terugblikt op de twintigste eeuw. In zijn strips, die later zijn gebundeld in het album De vooruitgang, zet hij typerende beelden uit de voorgaande eeuw naast elkaar. Bijvoorbeeld de evolutie van Victoriaanse seks aan het begin van de eeuw (in het donker), via de raszuivere seks van de nazi’s in de jaren dertig (Hitler kijkt vermanend toe) naar de vrije seks van begin jaren zeventig (partnerruil met de buren) en de safe seks van vijftien jaar daarna (shit, ik ben m’n condooms toch niet vergeten?) Geenen: ‘Ik tekende toen al jarenlang illustraties. Voor allerlei bladen, tijdschriften over gezondheid, geld, volkshuisvesting of witgoed. De saaiste dingen vooral, want daar hebben ze geen foto’s voor of ze willen dat je het opleukt. Ik ben onderaan begonnen. Een harde leerschool.’ Hij lacht. ‘Van elk onderwerp wilde ik wat maken. Zo leerde ik bij elk onderwerp denken: zit er iets leuks in? Ik ging er steeds meer eer in leggen. Wilde ik het toch goed doen, probeerde ik mezelf toch weer te verbeteren. Maar eind jaren negentig realiseerde ik me: ik moet weer eens wat anders. Meer mijn eigen dingen doen, niet alleen wachten tot tijdschriften met nieuwe illustratieopdrachten naar mij toe komen. Ik had toen op vakantie in Frankrijk een reeks boekjes gezien met foto’s uit de voorbije eeuw. Die lagen in de boekwinkel naast de kassa. Dat vond ik een leuk idee, zoiets wilde ik ook tekenen. Dus toen ben ik kranten gaan aanschrijven met het idee voor korte strips als terugblik op de twintigste eeuw.’ Bij dagblad Trouw belandt Geenens mapje met proeftekeningen op het bureau van vormgever Erik Terlouw, toevallig net een dag nadat de krantenredactie heeft besloten dat ze een serie luchtige terugblikken op de twintigste eeuw wil brengen. Geenen kan aan de slag. Een jaar lang tekent hij elke week een nieuwe strip. ‘Ik vond het wel spannend,’ zegt de tekenaar. ‘Elke week een nieuwe strip, zou ik dat wel volhouden? Tot dan toe tekende ik alleen maandelijks een strip voor het blad Santé.’ Hij kan de druk aan en mag aan het begin van de nieuwe eeuw in hetzelfde weekritme doorpakken met Anton Dingeman. Vanaf 2009 staat Anton Dingeman elke dag in de krant en als de hoofdredacteur van Trouw overstapt naar het opinieblad Vrij Nederland, kan Pieter ook daar elke week een strip in kwijt. Geenen: ‘Nu heb ik dus bijna elke dag een deadline. Daar lig ik inmiddels niet meer wakker van. Het is gewoon organisch gegroeid. Als kind had ik niet het idee dat ik striptekenaar wilde worden. Maar met de jaren werd me duidelijk: dit is wat ik zocht toen ik op de kunstacademie van Den Bosch zat: iets met tekenen én met schrijven. Ik kan zelf dingen verzinnen, serieus of onzin of niet, en daar maak ik dan iets van. Daar ben ik heel blij mee. Ik hoor wel eens dat mensen mijn strips op hun koelkast of op het prikbord van hun werk hangen. Dat vind ik de hoogste lof. Het betekent dat mensen het vrijwillig leuk vinden, dat ze de moeite nemen het uit te knippen. Daar ben ik heel trots op.’
Pretenties
Het stripmaken biedt Pieter Geenen de mogelijkheid creatief te zijn en zonder al te veel pretenties zijn brood te verdienen. Heerlijk vindt hij dat, het herinnert hem aan zijn jeugd. ‘Mijn vader was timmerman en later bouwopzichter, mijn moeder huisvrouw. Bloednuchtere mensen. Het was totaal geen artistiek milieu. Geen hond tekende bij ons in het dorp, niemand. Ja, de tekenleraar, die beschilderde de carnavalswagens. In dat opzicht vind ik het zalig om striptekenaar te zijn, en geen kunstenaar. Het fascineert me wel bij hedendaagse beeldend kunstenaars: dat ze zoiets dúrven. Dan maken ze iets totaal privés, wat niemand een-twee-drie begrijpt, en ze exposeren het. Ik zou daar voor terugschrikken, ik zou niet graag het risico lopen dat mensen denken: wat is dit voor gedoe, wat een aansteller. Als ik vrij kunstenaar was, zou ik niet weten wat ik moest maken. Nee, laat mij maar strips tekenen, geef mij maar een deadline.’ Enthousiast begint Pieter Geenen over de strip De liefhebbers van Brecht Evens: ‘Dat vind ik een geweldig gegeven, zo’n kunstenaar die naar Beerpoele trekt, het Vlaamse equivalent van Geldermalsen of Amersfoort, een totaal doorsnee stadje, en daar samen met de lokale bevolking een volkomen raar bouwwerk neerzet. Fantastisch hoe Brecht Evens dat in ecoline neerzet.’ Het gesprek komt op de Chinese kunstenaar Ai Wei Wei die in het Londense museum Tate Modern een zaal met miljoenen porseleinen zonnebloempitten heeft volgestort. De wereldpers stond te juichen, maar hoe zou het Berry van de Kimmenade uit Gemert zijn vergaan als hij eerder dan Wei Wei op het idee was gekomen de sportzaal van zijn woonplaats vol nagemaakte zaden te gooien?
Verrassing
Niemand hoeft Pieter Geenen te vertellen hoe het er in de wereld aan toegaat. Gemert, Beerpoele, Den Bosch, Amsterdam, hij kent ze van binnen en van buiten. Het liefst loopt hij er rond met een pen in zijn binnenzak. Geenen: ‘Als kind tekende ik altijd al. Dan pakte ik de balpen van mijn vader en wat papier en dan ging ik lekker tekenen, een beetje droedelachtig. Het plezier zat voor mij echt in het mènnekes tekenen. Ik teken alles uit mijn hoofd. Niet naar waarneming, absoluut niet. Sommige mensen tekenen een Mercedes, ik teken altijd “de auto” of ”de ridder”, al van jongs af aan. En al ben ik die naïviteit en dat onbewuste sinds ik naar de kunstacademie ben gegaan wat kwijtgeraakt, toch probeer ik daar nog altijd naar te streven. Het genot van het tekenen zit voor mij nog altijd in de verrassing: hoe gaat het worden? Wat gaat het mannetje doen, waar gaat het mannetje heen? Of het ergens op lijkt kan me niet zoveel schelen. Een beetje onhandig of buiten de lijntjes mag best, daar gaat het alleen maar meer van leven.’
Humeur
Nog even terug naar Paul Verhaeghe en Dirk De Wachter. Hun ideeën krijgen uitgebreid aandacht in Trouw en Vrij Nederland, hun interviews staan bij wijze van spreken naast de strips waarin Pieter Geenen de tijdgeest zo raak op de hak neemt. Heeft hij enig idee waarom zo veel mensen een algemene onvrede voelen over de toestand in de wereld, somber zijn over de toekomst, en tegelijk bij internationale geluksonderzoeken hun eigen privéleven een uitzonderlijk hoog ‘rapportcijfer’ geven? Pieter Geenen kijkt verbaasd. ‘Ja, ik lees die artikelen natuurlijk ook. Het is een onderwerp waar ik graag over teken. Je zou bijna denken dat het twee verschillende werelden zijn. Ik vermoed dat heel veel mensen hun humeur over de wereld in belangrijke mate laten bepalen door het nieuws. En het nieuws brengt nu eenmaal over het algemeen ellende, niet: het ging goed in Amersfoort vandaag. Dat is geen nieuws natuurlijk. En hun persoonlijke leven is misschien wel goed, maar als je je wereldbeeld gaat baseren op wat je in de krant leest… Misschien is dat het. Misschien vinden we de media wel te belangrijk. Dat stip ik ook aan in mijn strip Daredevils, waar ik eerder dit jaar de Inktspotprijs voor heb gekregen (zie kader, red.): je hoeft je eigen leven niet te laten bederven door het grote wereldgebeuren. Want daar heb je toch relatief weinig invloed op. Ik vind het fascinerend, mensen die hun persoonlijk leven heel hoog waarderen, de jeugd ook, en tegelijkertijd is er heel veel ontevredenheid en gekanker. Maar eerlijk gezegd krijg ik mijn vinger er ook niet echt achter, ik weet het ook niet goed.’
Toon Dohmen
Gepubliceerd in Stripgids (juni 2013)
Daredevils
Laatbloeier Pieter Geenen (1955) is nog net geen zestig als hij op 15 januari dit jaar voor het eerst voor zijn werk in de bloemetjes wordt gezet. Die dag ontvangt hij de Inktspotprijs 2012 voor zijn strip Daredevils. Een extra bijzondere bekroning, omdat de prijs voor de beste politieke cartoon van dat jaar nu voor het eerst naar een stripmaker ging.
Juryvoorzitter Kees van Kooten bracht tijdens de uitreiking een mooi persoonlijk hommage aan de winnaar, dat we hier graag afdrukken: ‘Maakt Pieter Geenen ook zulke schitterende tekeningen als zijn mede-genomineerde Merijn Beeldverteller? Niet dat wij weten. Misschien voor zichzelf. Maar in het openbaar vergast hij de krantenlezer – vrijwel dagelijks in Trouw en wekelijks in Vrij Nederland – op altijd weer verrassende, burleske strips. Poesjenellen. Marionetten van de sociale satire. Als ik even persoonlijk mag worden: bij het leeskijken naar Geenens werk krijg ik vaak de onbekommerde, kinderlijk gelukkige slappe lach die mij zestig jaar geleden overkwam wanneer ik in de Cineac op het Buitenhof een one-reeler van Laurel en Hardy zag. Daar zat achteraf veel meer actuele sociale satire in dan wij nu nog beseffen. Geenen becommentarieert de actualiteit vanuit het versimpelde oogpunt van de gewone man of vrouw, die het ook niet langer allemaal begrijpt maar desondanks overal braaf achteraan blijven hollen, denkend dat hij of zij alles doorheeft, maar intussen met open ogen wordt belazerd. Kijkend naar Geenens poppenkast denk je: god, wat een dom wijf of wat een opportunistische lul. En je lacht om die onnozelheid. Maar tijdens die lach realiseer je je: goddank dat ze zo dom zijn en de moed erin houden, want wat moeten die stumperds anders, en dan kruipt er medelijden met hun denkwereld in die lach tot je je afvraagt: ja maar hoe gedraag ík mij dan in dit vaderlandse gekkenhuis? Weet ik dan wél wat de juiste levenshouding zou moeten zijn? In Daredevils, een in het circus van alledag gesitueerde voorstelling, laat de tekenaar “Ineke de vrouw zonder vrees” zeggen: “Of wij een rechtse regering hebben of een linkse? Geen idee. Ik ga lasagne maken. Met gehakt.” Dit had een tekstregel van wijlen Jaap Vegter kunnen zijn. En ná dat koorddansnummer komt Robert de Roekeloze, die al 42 jaar leeft zonder te weten wie de leider van de PvdA is. Omdat hij een ICT-bedrijf heeft en een gezinnetje en vrienden. Druk, druk, druk. En let op de verbijsterde blik van de olifant wanneer Fred, die onder zijn rechtervoorpoot ligt (en die het geen fuck interesseert wie de republikeinse voorverkiezing in Zuidoost-Dakota wint) zichzelf afvraagt: “Mitt Romney? Rom Mitney? Of toch Mott Rimne?!!!” En op het laatste plaatje tekent Pieter Geenen, zoals te doen gebruikelijk, maar die grap is zo simpel en absurd leuk dat hij mij althans nooit verveelt, een vrouw die haar borsten niet naast, maar boven elkander torst. Op een bedrieglijk naïeve Poesjenellenmanier analyseert Pieter Geenen, ook en vooral via zijn Anton Dingeman-figuur, de mode van de maand, de waan van de week en de hype van de dag, waarbij de kleine man als regel denkt dat hij zelf de verstandigste is en dat alles op zijn pootjes terecht komt. De humor van Geenen is haarscherp, maar merkwaardig genoeg vooral hoopgevend. Via de landingsstrip van deze volstrekt originele satirische vorm zet Pieter Geenen de kijkende lezer keer op keer weer met beide benen op de grond; wekelijks of desgewenst dagelijks.’
Met dank aan Stichting Pers & Prent