Paul Teng ervaart realisme niet als dwangbuis
Hij geldt als een van de beste realistische tekenaars van Nederland. Rotterdammer Paul Teng (1955) zit bijna dertig jaar in het vak. Deze winter tekende hij op scenario van gereputeerd bestsellerschrijver Jean van Hamme een hedendaags sprookje over oude mannen, mooie vrouwen, geknakte dromen en het levend houden van de hoop: De telescoop. Voor Teng is het een terugkeer naar het lange afgeronde verhaal, na het jarenlang trouw afleveren van nieuwe delen van stripseries als De oneven orde en Shane. Ook is het een terugkeer naar uitgeverij Casterman, waarvoor Teng in de jaren tachtig, aan het begin van zijn carrière, twee ambitieuze ‘stripromans’ tekende: Libertair intermezzo en De vrienden van Igor Steiner. Een gesprek over realisme, verraad en de lokroep van de revolutie.
Met een brede glimlacht opent Paul Teng de voordeur van zijn woning in de Rotterdamse buitenwijk Hoogvliet. Hij is net terug uit Frankrijk, na een korte tournee met Jean van Hamme ter promotie van De telescoop. Landelijke dagbladen, radio en televisie: de Franse media stonden in de rij om het nieuwste geesteskind van ‘Meneer Tien procent’ te verwelkomen. De telescoop is voor Van Hamme, de man die volgens de legende in zijn eentje ooit goed was voor tien procent van de jaarlijkse stripomzet, het eerste nieuwe verhaal voor Casterman na zijn legendarische fantasy-epos De Chninkel. Bovendien is de Brusselse sterscenarist onlangs zeventig geworden en werd hij geëerd met een feestelijke overzichtstentoonstelling in de Noord-Franse stad Reims.
Paul Teng: Het was een heel circus. Van Hamme heeft veel pers zelf gedaan. Een paar keer ben ik erbij gaan zitten. Van Hamme was heel lovend over mijn tekenwerk, dat was natuurlijk mooi. Maar ik had ook flink wat tijd om in Parijs rond te lopen. Dat was ook helemaal niet erg.
Stripgids: Hoe ben je bij De telescoop betrokken geraakt?
Paul Teng: Nogal verrassend. Op een dag ging de telefoon en hing Arnaud Delacroix, de baas van Casterman in Brussel, aan de lijn. Of ik misschien een strip wilde tekenen. En nog wel een strip op scenario van Jean van Hamme. (lacht) Dus ik had al ja gezegd voordat ik wist waar het over ging. Bij wijze van spreken.
Stripgids: De telescoop is eigenlijk al een oud verhaal van Van Hamme, niet?
Paul Teng: Hij heeft het oorspronkelijk eind jaren tachtig geschreven als televisiefilm. Dat was voor een kleine Franse productiemaatschappij, die over de kop is gegaan. Van filmen is het nooit meer gekomen. Van Hamme vond het jammer van het verhaal. Toen heeft hij het eerst omgewerkt tot een roman. Die is uitgebracht bij een kleine Franstalige uitgeverij in Brussel.
Stripgids: Daar zijn negenhonderd exemplaren van verkocht, las ik.
Paul Teng: (lacht) Ja. De legendarische negenhonderd exemplaren.
Stripgids: Ik ken schrijvers die daar best blij mee zouden zijn. Maar voor Van Hamme is het, laten we zeggen, tamelijk bescheiden.
Paul Teng: Ja. (lacht) Dus toen Casterman aangaf dat ze graag weer eens een nieuw project met hem wilden doen na De Chninkel, heeft hij dat verhaal weer uit de kast gehaald en omgewerkt tot stripscenario. Ik kreeg dus een kant-en-klaar scenario toegestuurd met de vraag of ik het leuk zou vinden om te doen.
Stripgids: Wat was je eerste indruk?
Paul Teng: Mijn eerste indruk was dat het anders was dan alles wat ik van Van Hamme kende. Geen spionage, geen huurmoordenaars… Het is heel grappig, een soort feel good-verhaal. Ik heb echt zitten lachen tijdens het lezen.
Stripgids: Iets heel anders dan de duistere dramatiek van De Chninkel. Toch heeft het verhaal ook een bluesy ondertoon. De hoofdpersonen zijn mannen van middelbare leeftijd die onder ogen moeten zien dat het leven andere verrassingen voor hen in petto had dan zij zelf hadden gehoopt.
Paul Teng: Klopt. Toch is het vooral een verhaal over vriendschap en de mogelijkheden die zich nog aandienen in het leven. Hoopvol dus eigenlijk. Ik weet eigenlijk niet precies hoe je het moet noemen. De telescoop is een komedie, maar ook meer dan dat…
Stripgids: Het heeft ook iets sprookjesachtigs. Mede door het happy end.
Paul Teng: Ja. Zo heeft Van Hamme het zelf ook wel eens genoemd: een eigentijds sprookje… met immorele kanten.
Stripgids: Als je de strip doorbladert, zie je heel veel pratende hoofden. Was dat lastig voor je om te tekenen?
Paul Teng: Nou, dat was de reden waarom ze uiteindelijk voor mij als tekenaar hebben gekozen. Omdat er heel veel uitdrukkingen en gezichten in voorkomen. Heel veel close-ups. Dus ze zochten een tekenaar die daar een beetje mee overweg kon.
Stripgids: Dat is iets waar jij uitgesproken ideeën over hebt. In een interview zei je ooit dat veel tekenaars een soort vast poppetje hebben waar ze telkens een andere pruik overheen gooien. Bij jou zie je dat elk nekje anders is en dat alle personages een eigen smoel hebben.
Paul Teng: Dat probeer ik wel altijd, ja. Mensen tekenen vind ik het leukste om te doen. Goed kijken. Oefenen. Veel grimassen trekken voor de spiegel: bijvoorbeeld boos fronsen en dan kijken hoe je rimpels zich vormen. En je verdiepen in de theorie. Ken je toevallig Andrew Loomis? Die man (1892-1959) is fenomenaal in zijn illustraties, vooral in potlood. Zijn boeken over de theorie van het tekenen zijn geweldig. Dat is zo ongeveer mijn theoretische tekenbijbel. Die kan ik echt alle tekenaars van harte aanraden.
Stripgids: Werk je eigenlijk ook veel naar foto’s? Daar wordt vaak nogal dramatisch over gedaan: alsof het natekenen van foto’s een soort verraad aan de lezer zou zijn.
Paul Teng: Iedereen doet dat, volgens mij. Een deel van De telescoop speelt bijvoorbeeld in een luxe villa in Marbella. Dan kijk ik gewoon even op wat makelaarssites in die regio. Dan kom je wel wat tegen en daar maak je dan wat van. Kijk, als je een Mercedes moet tekenen, dan kun je een uur gaan zitten ploeteren om die verhoudingen perfect te krijgen. Maar je kunt ook een plaatje printen en overtrekken op de lichtbak. Dan heb je meteen een echte Mercedes op papier. Het is onzin om daar moeilijk over te doen, zou ik zeggen.
Het hangt ook af van je stijl. Als je meer stileert, denk aan de atoomstijl of de klare lijn, ben je daar wat vrijer in. Dan kun je gewoon wat losser tekenen. Maar als je, zoals ik, zo realistisch mogelijk werkt, dan moet zo’n auto er ook zo realistisch mogelijk uitzien.
Stripgids: Zo realistisch mogelijk tekenen, dat doe je nu al bijna dertig jaar. Is dat realisme nooit een dwangbuis voor je?
Paul Teng: Nee, helemaal niet. Dit is mijn uitdaging in het leven. (wijst naar een kunstboek met portretten van de Russische schilder Ilja Repin, 1844-1930:) Zo goed wil ik worden. Uiteindelijk. En zo goed zal het nooit zijn. Dat weet ik ook wel. Maar je kunt het wel blijven proberen.
Stripgids: Waarom is realistisch tekenen interessanter voor je dan helemaal losgaan met kleur en vorm, en dergelijke?
Paul Teng: Omdat iedereen helemaal kan losgaan met kleur en vorm. Maar niet iedereen kan een sprekend realistisch personage op papier zetten. Daar moet je Hans G. Kresse voor zijn, of Jean Giraud.
Stripgids: Je hebt intussen hier op tafel een hele stapel kunstboeken erbij gepakt, niet alleen van Ilja Repin maar ook van tijdgenoten van hem.
Paul Teng: Ja, dat zijn echt voorbeelden voor mij. Je moet proberen steeds beter te worden, vind ik. Maar je ziet ook verschil in talent. Neem Lourens Alma Tadema (1836-1912). Prachtige schilderijen en tekeningen. Hij is heel groot geweest, vooral in Engeland. Maar het heeft ook een zekere stijfheid. Als je daar bijvoorbeeld het werk van Alfons Mucha (1860-1930) naast legt. Bijvoorbeeld zijn potloodwerk. Dat is van een soepelheid. Het is mooi van textuur, het heeft een licht. En anatomisch is het prachtig. De vormgeving, de vlakverdeling. Dit haal ik vaak uit de kast, dit vind ik heerlijk om naar te kijken. Of neem de portretten van Repin. Hij schildert mensen op een heel natuurlijke, sprekende manier.
Stripgids: Heb je enig idee hoe mensen als Repin en Mucha erin slaagden net dat beetje extra erin te leggen?
Paul Teng: Nee. Dat is iets wat je moet hebben, volgens mij. Je kunt heel hard werken en een bepaald niveau bereiken. Maar je zult het altijd moeten doen met de hoeveelheid talent die je hebt meegekregen. En bij sommigen is die hoeveelheid nét ietsje groter. Rien Poortvliet (1932-1995) is ook zo iemand. Iemand met een geweldige dosis talent en technisch kunnen. Iemand van wie je ook weet dat je dat niveau nooit zult halen – hoe goed je je best ook doet.
Stripgids: Jij vindt voor jezelf dat er een grens aan zit?
Paul Teng: Ik heb het idee dat er een grens aan zit. Ja, dat weet ik eigenlijk wel zeker. Aan de andere kant, zelfs Repin zal destijds niet voor de volle honderd procent tevreden zijn geweest.
Stripgids: Hoe ben je eigenlijk begonnen met tekenen? Wanneer kreeg je door dat je beter tekende dan de rest?
Paul Teng: Ik heb altijd getekend. Ik weet nog dat op de eerste klas van de lagere school mijn juf een tekening van mij ging laten zien aan een collega in de andere klas. Dat was mijn eerste aanwijzing dat ik misschien wel goed kon tekenen. Dat was iets… vogeltjes en bloemetjes, iets heel normaals. Maar toch blijkbaar iets beter dan de gemiddelde zesjarige… (lacht) En ik ging al vrij vroeg tekenen in stripvorm. Verhaaltjes maken. Dat was ook al op de lagere school, midden jaren zestig. Toen had je de Sjors en de Pep, met strips als Toenga, Vidocq, Erwin de Noorman.
Ik heb ook nog een schoolfoto van de lagere school: iedereen zit in zijn bankje naar de fotograaf te kijken en ik heb de Pep voor mij liggen. (grinnikt) Dat heeft zich nooit verloochend. Dat is wel grappig als je dat terugziet.
Stripgids: Voor je aan De telescoop begon, heb je gewerkt aan Kinderen van Amsterdam. Dat is een jeugdboek over de geschiedenis van Amsterdam geschreven door Jan Paul Schutten, waarvan jij sommige delen hebt verstript. Het is niet echt een strip, maar ook niet echt een jeugdboek. Iets er tussenin. Hoe zou jij het omschrijven?
Paul Teng: Als een historisch jeugdboek. Ik zou het niet als stripboek omschrijven. Maar strip is wel een leuke manier om historische onderwerpen invoelbaar te maken voor jongeren en kinderen. Het idee was om de lezer via soort getekende inleiding in te voeren in zo’n periode, in zo’n kinderleven in die tijd. Dat was een goede vondst. Het boek heeft in 2008 de Gouden Griffel gewonnen.
Stripgids: Is die prijs, voor het mooiste oorspronkelijk Nederlandstalige kinderboek, ook aan jou uitgereikt, als mede-auteur?
Paul Teng: Nee. Het is Jan Pauls boek. Hij heeft het – erg leuk – geschreven, hij heeft de formule samen met de uitgeefster bedacht. Pas in overleg met de vormgever, Steef Liefting, ben ik erbij gekomen. Toen ben ik, jawel, alweer gebeld!
Eerst was het idee om wat langere stripinleidingen bij de hoofdstukken te tekenen, van zo’n zes tot acht pagina’s. Maar dat was toch iets te ruim. Er gaat gauw veel tijd steken in historisch tekenen. Het waren steeds andere historische tijdvakken, dus ik moest me steeds in die onderwerpen verdiepen. Kostuums uitzoeken en wat dies meer zij. Dus uiteindelijk zijn het korte strips van vier pagina’s en wat losse illustraties geworden.
Stripgids: Meteen daarna heb je met Jan Paul Schutten nog een boek gemaakt: Kinderen van Nederland. Een geschiedenis van Nederland door kinderogen, maar dit keer zonder strips, alleen met paginagrote illustraties. Een beetje in de traditie van de legendarische Hollandse schoolplaten van Johan Herman Isings (1884-1977).
Paul Teng: Ja, Kinderen van Nederland was wat conventioneler van vorm. Ook door tijdgebrek. Want we wilden snel een opvolger voor Kinderen van Amsterdam. En toen was ik inmiddels al met De telescoop bezig. Dus ik moest het binnen een maand of drie illustreren. Zo kwamen we uit op een soort schoolplaatjes.
Isings is trouwens ook iemand die ik als illustrator heel hoog heb zitten. Maar in zijn tekeningen zie je hem ook wel aanlopen tegen de beperkingen van zijn talent. Ik bedoel niet dat hij me teleurstelt. Integendeel, ik vind hem geweldig. Maar je merkt dat hij tegen zijn grenzen aan zit. Aan zijn gezichten. De uitdrukkingsloosheid vaak van de gezichten. Hij blijft een beetje steken in maniertjes. Als je dat vergelijkt met iemand als Ilja Repin. Die schildert toch veel losser, op een heel natuurlijke, sprekende manier. Bijna alsof hij het zonder moeite heeft gedaan.
Stripgids: Een voorliefde voor geschiedenis loopt als een rode draad door je werk. Al vanaf je eerste boeken: Delgadito, Libertair intermezzo, Igor Steiner… In een interview met de Franse stripinfowebstek Auracan zei je over die laatste boeken: ‘Gelukkig heb ik inmiddels geleerd om interessantere verhalen te vertellen dan destijds.’ Een opvallende uitspraak. Wat zou je nu, twintig jaar na dato, anders doen?
Paul Teng: Ik zou die strips nu anders schrijven. Als ik ze teruglees, is het vaak heel onbeholpen. Ik zou veel gestroomlijnder moeten schrijven. Qua vertellen en dialogen. Ik heb het gevoel dat het af en toe wat pretentieus is. Ik weet niet, het zat ook heel dicht op mijn studententijd toen…
Stripgids: Veel mensen die historische verhalen vertellen worstelen met het vinden van een goed evenwicht. Neem Agent Orange, de biografische strip over prins Bernhard. Die auteurs bieden hele lappen historische achtergrondinformatie. Hoe kijk jij daar tegenaan: hoe kun je je lezers meeslepen en tegelijkertijd zorgen dat ze de historische context en het verhaal goed kunnen volgen?
Paul Teng: Ik denk dat de beste oplossing is: het in het midden laten. Je duikt in een tijd en gaandeweg leer je daar iets over. Maar in eerste instantie moet je een verhaal vertellen. En dat dit toevallig in een andere tijd met andere gewoonten of sociale samenstelling speelt, dat is eigenlijk bijzaak.
Kijk, ik ben een hele grote fan van Vittorio Giardino. Zijn strips vind ik echt geweldig. Daarin wordt eigenlijk ook niks uitgelegd. Ik bedoel, je krijgt geen inleiding over het Oostblok of zo als je Jonas Fink leest, of over de Spaanse Burgeroorlog als je Max Fridman leest.
Stripgids: Als Jonas Fink ergens een uniform van de Pioniers draagt, staat er geen asterisk onderaan de pagina met de uitleg: de Pioniers waren een communistische jeugdorganisatie. De lezer moet dat tussen de regels door begrijpen.
Paul Teng: Ja, gaandeweg word je daarin meegenomen. Ik denk dat dat de manier is. Het verhaal is gewoon in een kader geplaatst. Als je dat kader kent, heeft dat een meerwaarde. En als je het niet kent, kun je het verhaal toch gewoon begrijpen. Dat is het ideaal, denk ik.
Stripschrift: Klopt het dat je inmiddels nadenkt over een nieuwe historisch verhaal als opvolger van De telescoop? En dat het geen toeval is dat je hier op je leestafel een monumentale geschiedenis van de Russische Revolutie hebt liggen?
Paul Teng: (aarzelt) Nou, ik ben nog erg aan het zoeken. Ik ben vooral heel veel aan het lezen, op dit moment. Ik zou best weer iets over de Russische Burgeroorlog willen vertellen. Maar misschien ga ik ook wel weer eerst op scenario van iemand anders werken. Ik wil eigenlijk binnen een à twee jaar weer met een nieuw boek komen. Maar ik moet nu ook zorgen dat het iets heel behoorlijks is. Het moet een goede opvolger zijn van De telescoop. Want de lat ligt natuurlijk vrij hoog, na dit album.
Stripschrift: Dus het zou zomaar een soort terugkeer naar De vrienden van Igor Steiner kunnen worden, een nieuwe strip over de moderne Russische geschiedenis?
Paul Teng: Ja, die wereld van voor en rond de Russische Revolutie boeit me nog altijd enorm. De revolutie zelf. Hoe die heeft kunnen plaatsvinden. En de manier waarop het gelopen is. Hoe de communisten de macht hebben kunnen grijpen in betrekkelijk korte tijd. De ellende van de jaren direct daarna, waar je niet zo vaak iets over hoort.
Stripschrift: Weet je nog hoe je interesse voor die tijd is gewekt?
Paul Teng: Een vriend van me, Flip Glastra, had zijn doctoraalscriptie geschreven over de anarchistische partizanenleider Nestor Machno (1884-1934). Hij suggereerde het onderwerp om er een strip over te maken. Toen ben ik me in die periode gaan verdiepen en kwam ik terecht bij de schrijver Konstantin Paustovski (1892-1968). Die vind ik heel erg goed. Een van de weinige schrijvers die ik regelmatig herlees. Het is heerlijk om je mee te laten voeren in zijn beschrijvingen van de tijd en de natuur en van alles wat speelde. Daarna heb ik Isaak Babel (1894-1940) gelezen. Ook erg goed. Daar ben ik toen door gegrepen. En zo ben ik een beetje blijven hangen in de Russische literatuur. Ook erg de moeite waard: de jeugdherinneringen van Tolstoj (1828-1910). Die gaan over de periode vóór de revolutie: hoe het er bij de gegoede stand aan toe ging. Als je dat leest, is het ook niet zo verwonderlijk dat het op een gegeven moment tot een uitbarsting kwam. Hele dorpen die gewoon het eigendom waren van die landadel, zoals in Dostojevski’s Het dorp Stepantsjikovo.
Stripschrift: Je bent behoorlijk veel aan het werk, als ik je goed beluister. Wat doe je eigenlijk om je te ontspannen?
Paul Teng: Ach, ik ben eigenlijk nooit zo gespannen. (lacht) Dus ik hoef mezelf ook niet zo te ontspannen. Maar je kunt denken aan muziek, films, lezen, tekenen. Nu ben ik bijvoorbeeld in afwachting van een dvd-set die ik heb besteld in Amerika: De stille Don, een film uit 1957 naar de gelijknamige roman van Michail Sjolochov. Een vijf uur durend epos over kozakken, voor, tijdens en na de Russische Revolutie. Daar ben ik dan nieuwsgierig naar. Daar kijk ik naar uit. Zoiets is voor mij gewoon ontspanning en werk tegelijk.
Gepubliceerd in Stripgids 18 (2009)