Gregory Charlet zoekt zijn eigen weg
Charlets ambities zijn alleen al aan de vorm van de eerste Kabbala af te lezen. Op het omslag prijken geen schreeuwerige titelletters, maar een bescheiden naamsticker. Geen opzichtige kleuren, alleen wat oker en bruin. Geen titelpagina, maar een dromerige, tekstloze proloog. Allemaal tekens van een prettig soort eigenwijsheid. Charlets solodebuut verscheen bij de mainstream-uitgever Dargaud, maar daar lieten ze de jonge stripmaker graag wat dollen met de vorm. Ze hadden gezien dat Charlets dwarsheid imposante scènes kon opleveren. Zoals bij het optreden van de mobiele eenheid tijdens een demonstratie. Daar introduceert Charlet de oproerpolitie met geloofwaardige grimmigheid. Of wanneer de hoofdpersoon van Kabbala in een ziekenhuis weer bij bewustzijn komt. Dat brengt Charlet met zo’n overtuigend beeldritme, dat je als lezer zelf onbewust ook even met je ogen moet knipperen. Het zijn subtiele hoogtepuntjes, die veel goeds beloven voor de toekomst.
Dit voorjaar verschijnt het tweede deel van Kabbala, het opmerkelijk ambitieuze solodebuut van de jonge Fransman Gregory Charlet (1974). Behendig jonglerend met verschillende verhaalniveaus laat Charlet zijn jonge hoofpersonen zoeken naar een nieuw engagement in hun leven. Een jaar na het verschijnen van deel één, zet de veelbelovende auteur uit Lille opnieuw alles op alles om te bewijzen dat hij heel wat meer kan dan hongerige vampiers tekenen.Metropool
Wat Charlet betreft, brengt die toekomst nog flink wat delen van Kabbala. “Het hele verhaal zal uiteindelijk zo’n vijfhonderd pagina’s tellen,” schat hij in, “verdeeld over cycli van drie albums. Die ruimte heb ik nodig om mijn personages volledig te kunnen ontwikkelen. En om een antwoord te vinden op de vraag die ik me samen met hen stel: kun je de wereld veranderen?” In het eerste deel zit Charlets opzet nog vooral tussen de regels in. Hij introduceert geloofwaardig en met veel vaart een jonge striptekenaar die zich met zijn vrienden staande probeert te houden in een naamloze grote stad. Het aanzien van de stad wordt gedomineerd door twee ranke wolkenkrabbers. Gebouwen waar de tekenaar Gaël onrustig over droomt. Wat als deze twee steenklompen nu eens alles in hun schaduw zouden stellen? De Twin Towers? “Nee, niet echt,” zegt Charlet. “Ik had ze al bedacht voor 11 september 2001. Ook het omslag van deel twee, waarop de torens ingestort te zien zijn, heeft met 11/9 niet direct te maken. Geloof het of niet. Van de aanslagen op het World Trade Centre weet ik te weinig om daar echt over te kunnen vertellen. Maar die gebouwen staan natuurlijk wel symbool voor een kapitalistische metropool, zoals je die bijvoorbeeld ook in Akira kunt zien. Dus indirect is er wel een verband.” Charlet contrasteert het beeld van de metropool met Gaëls directe omgeving, een vervallen stadswijk waar twee bescheiden kantoorflats het uitzicht bepalen. Wat is werkelijkheid en waar begint de fantasie? Charlet: “Gaëls woonplaats heb ik losjes geïnspireerd op mijn eigen woonplaats Lille. Oude huizen, waar steeds meer flats tussen opduiken. Rommelige vormen en verval tegenover hoekige, steriele constructies van staal en glas. Door die oprukkende hoogbouw gaat de stad steeds meer op andere steden lijken.”
Ontwikkeling
Tegen dit veranderende stadsdecor besluit Gaël mee te lopen in een anti-racismebetoging. De demonstratie loopt uit de hand, er vallen gewonden, Gaël belandt in het ziekenhuis. Als hij weer naar huis mag, loopt de zachtaardige tekenaar tegen een opdringerige jeugdbende aan. Heel verrassend weet de jongeman, die enige pagina’s daarvoor nog een dromerige fantasystrip zat te tekenen, de bendeleden van zich af te slaan. Charlet: “Ik wil in Kabbala mensen laten zien die een ontwikkeling doormaken. Dat kan psychologisch of fysiek zijn. De serie als geheel zal geen echte hoofdpersonen kennen. Ik wil juist verschillende personages laten zien. Het tweede deel draait bijvoorbeeld niet meer om Gaël, maar om zijn vriendin Carole. Het zal duidelijker worden wie zij is. Gaël zal zijdelings nog wel aan bod komen – hij blijkt aan boksen te doen – maar Carole is de hoofdfiguur. Ook introduceer ik nog wat andere personages, die in latere delen weer een hoofdrol zullen spelen. In de loop van de serie zullen alle personages ouder worden. Zo zou Gaël later best eens vader kunnen worden. Het verhaal is voor mij deels ook een ontdekking. Een zoektocht waarbij ik de lezers graag op het verkeerde been zet.” De titel van zijn serie is typisch zo’n schijnbeweging van Charlet. In het eerste deel van Kabbala komen de mystieke joodse boeken nergens aan bod. Aanvankelijk was dat wel de bedoeling, zegt de stripmaker, toch kwam het er uiteindelijk niet van. Kabbala staat nu meer voor het open karakter van Charlets serie. “Het is nu meer de suggestie van eerbiedige verwondering, openbaring. De kabbala schrijft bijvoorbeeld haar lezers geen dwingende gedragsregels voor, zoals dat in de bijbel met de tien geboden wel gebeurt. De basisgedachte is eerder dat je al doende leert. Wat dat betreft is er een overeenkomst met het boeddhisme. Volgens het boeddhisme heeft iedereen Boeddha in zich. Als je respectvol leeft, kom je vanzelf verder. Het goede zit al in jezelf; daar zijn verder geen regels of geboden voor nodig.”
Trein
Racisme, geweld en stedelijk verval spelen een grote rol in Kabbala. Het onbehagen in Charlets vaderland, bijvoorbeeld het doordringen van Jean-Marie le Pen tot de laatste ronde van de presidentsverkiezingen twee jaar geleden, klinkt duidelijk in de strip door. Volgens Charlet is het probleem voor een belangrijk deel terug te voeren op het individualisme dat zijn medeburgers in de ban houdt. Charlet: “Ik heb de indruk dat mensen niet meer in staat zijn om buiten hun eigen kringetje te kijken. De mensen worden in een mal gedrukt: je gaat studeren, werken, samenwonen. Heel rechtlijnig. Voor je het weet kom je daardoor in een soort cocon terecht, waar de buitenwereld niet gemakkelijk meer in doordringt. Als er maatschappelijke problemen zijn, voelen mensen zich niet aangesproken. Wanneer er bijvoorbeeld bij een bedrijf ontslagen vallen, komt niemand in actie. De mensen denken dat ze de dans zelf wel zullen ontspringen. Dat anderen in de problemen komen, vinden ze jammer. Maar pas als ze zelf de klos zijn, doen ze iets. Dat zag je ook bij Le Pen. Pas toen hij doorging naar de tweede ronde, kwam er echt een tegenbeweging op gang. Alsof hij voor die tijd geen bedreiging vormde.” Bij al zijn onbehagen verbaast de passiviteit van de mensen Charlet niet echt. Het is maar al te makkelijk om je door de omstandigheden te laten meevoeren, erkent hij. Tragisch, maar misschien wel van alle tijden. Charlet herkent de mentaliteit in het slotbeeld van Émile Zola’s literaire klassieker La bête humaine: “Dat is een beeld dat altijd bij me opkomt als ik aan de samenleving denk: een trein vol zingende mensen aan boord die met volle vaart voortraast zonder dat iemand weet waar hij heen gaat.”
Eenvoud
Behalve met Zola associeert Charlet Kabbala ook met American history X. Deze film uit 1998 gaat over twee broers, van wie de ene een extreem-rechtse skinhead is en de andere dat later wordt. Pas als ze zich gaan verdiepen in de zwarte jongeren waar ze zich tegen afzetten, ontdekken ze dat die worstelen met dezelfde problemen als zij zelf. Charlet: “American history X is eenvoudig en ontroerend tegelijk. Dat is een combinatie die me erg aanspreekt. In wezen gaan de maatschappelijke problemen terug op eenvoudige oorzaken. Het komt erop aan mensen niet meteen te veroordelen, maar om eerst goed te kijken voordat je oordeelt over goed en kwaad.” Complexe problemen die eenvoudige oorzaken hebben. Het is een paradox die terugkeert in Charlets beeldtaal. Aan de ene kant goochelt hij er op los met verschillende verhaallagen – de lezers van Kabbala flitsen heen en weer tussen Gaëls ervaringen in de stad, zijn sprookjesachtige tekenwerk, zijn dromen, zijn nachtmerries – aan de andere kant verbeeldt hij die verschillende realiteitsniveaus met aanstekelijke puntigheid. Charlet wil vermijden iets ingewikkeld neer te zetten wat hij ook eenvoudig kan uitdrukken. Diepgang aanbrengen in zijn verhaal zonder zijn toevlucht te nemen tot overbodige franje. Charlet: “Het is makkelijk om met beelden veel te suggereren, veel details en opzichtige perspectieven te gebruiken, en weinig te zeggen. Ik werk liever andersom: zo leesbaar mogelijk het verhaal vertellen zonder de structuur ervan te versimpelen. Dat is waar voor mij als stripmaker de echte vragen liggen.”
Vampiers
De wortels van deze aanpak liggen bij Charlets studiejaren aan de kunstacademie van het Belgische Tournai. Daar studeert hij na een valse start als wiskundestudent stripmaken bij Antonio Cossu. Als zoon van een postbode en sociaal werkster komt Charlet niet uit een artistiek milieu. Pas tijdens zijn studietijd kan hij naar eigen zeggen inschatten hoe goed zijn werk is vergeleken bij dat van anderen. Hij leert andere strips kennen dan de Asterixen en Lucky Lukes uit zijn ouderlijk huis en ontwikkelt een voorliefde voor de in het Frans vertaalde manga’s van Kishiro en Matsumoto. Ook vergaapt hij zich aan de pagina’s van zijn medestudenten Amaury Bouillez, François Vanyda en Hyuna, die momenteel bij verschillende Franse uitgevers debuteren, en de strips van Muñoz, McKean en Blain. Tijdens een bezoek aan het stripfestival van Angoulême laat hij zijn portfolio achter bij verschillende uitgevers. Zo komt zijn werk onder ogen van scenarist Eric Corbeyran. Die ziet wel wat in de dynamische stijl van de jonge tekenaar en vraagt hem voor het tekenwerk van een vampierstrip die hij nog op de plank heeft liggen. Van het resultaat zijn inmiddels onder de titel Meesters van het spel drie delen verschenen. Meesters van het spel is een ruig, gewelddadig horrorverhaal dat draait om de vampiers die Corbeyran graag opvoert in zijn werk. Hoofdrolspeler is de gehandicapte jongen Quinten die verzot is op rollenspellen. Via het internet komt hij op het spoor van een macaber spel waarbij realiteit en fantasie op een perverse manier in elkaar overlopen.
Voeling
Bij Corbeyrans uitzinnige ‘splatter’-verzinsels kan Charlet zich als een gretige jonge hond uitleven. Hij gaat er tegenaan met springerige manga-lay-outs en gedempte, aardse kleuren. Naarmate Quinten verder in het macabere complot verzeild raakt, neemt de dreiging in Charlets tekenwerk toe. De eerste cyclus van drie delen mondt uit in een tergende onderaardse scène die op een gruwelijke hallucinatie lijkt, een heftige bad trip. Charlet blikt nuchter op zijn eerste drie boeken terug. “Meer dan wat ook was het voor mij de eerste kennismaking met het vak. Mijn eerste stappen als professional: hoe maak ik 46 pagina’s binnen de deadline. Het heeft me efficiënt leren werken. Daar profiteer ik nu van met Kabbala. Zonder verder neerbuigend te willen doen over Meesters van het spel, het is nu wel duidelijk hoe het verhaal verder zal gaan: meer bloederige scènes, meer plotse verhaalwendingen, et cetera. Ik ben gewoon de tekenaar, meer niet. Bij Kabbala ben ik ook degene die het verhaal vertelt. Dat geeft veel meer vrijheid: ik bepaal zelf of ik tien pagina’s de ruimte wil nemen voor een scène, of het juist heel kort wil vertellen. Ik heb meer voeling met de personages, dat bevalt me.” Charlet heeft nog een tweede cyclus van Meesters van het spel te gaan. Nog drie keer elk jaar een nieuw deel en dan zijn de vampiers uitgeraasd. Voor daarna loopt de jonge tekenaar nu al over van de plannen. Zo schrijft hij momenteel aan een realistisch scenario over een liefdesrelatie. Daarnaast staat een Lord of the rings-achtig project met veel actie en gedetailleerd tekenwerk op stapel. Charlet: “Wat het ook wordt, ik zal de andere verhalen de komende jaren naast Kabbala moeten maken. Dus het zullen hooguit mini-series worden, of alleen scenario’s. Niets groots in ieder geval.”
Boksen
Bij alle ambities en plannenmakerij komt de jonge stripmaker graag achter de tekentafel vandaan. Hij beoefent verschillende vechtsporten: karate, taekwondo, aikido, boksen. Daarnaast studeert hij ook nog eens Japans. Dat de auteur van het bedachtzame Kabbala zich interesseert voor de oosterse cultuur en vechtsporten, komt niet echt als een verrassing. Maar boksen? Charlet ziet geen probleem. “Boksen trekt me om verschillende redenen. Stel dat je mensen tegenkomt die op ruzie uit zijn. Dan voel je je zeker, omdat je gewend bent aan fysiek contact. Je bent dan niet bang om een klap te incasseren, want dan weet je wat dat is, een klap incasseren. Je voelt minder angst. Als ze dan écht willen vechten vind ik dat prima, maar dan wel in een ring. In de ring is er uiteindelijk altijd wel iemand die sterker is.” Lachend: “Maar eerlijk gezegd is boksen ook gewoon heerlijk om stoom af te blazen na een lange dag achter de tekentafel.”
Gepubliceerd in ZozoLala 134 (2004)