– ‘Als u nu, na acht jaar therapie, mijn huidige staat zou moeten omschrijven. Hoe zou u dat dan doen?’
– ‘Nou, als therapeut waak ik er natuurlijk voor om mijn patiënten tot hun problemen te reduceren. Maar ik zou zeggen… Naar mijn mening vertoont u obsessief gedrag en lijdt u aan verschillende neuroses.’
De psychiater van de hoofdpersoon van De dagelijkse worsteling draait er niet omheen. Misschien is dit niet het beste moment om de therapie te stoppen. Toch blijft hoofdpersoon Marco Louis bij zijn besluit. Hij gaat breken met zijn oude gewoontes. Na de zoveelste buitenlandse reportage als fotograaf neemt hij een sabbatical van onbepaalde tijd. Hij verruilt de grotestadshectiek van Parijs voor de rust van een vrijstaand huisje op het platteland. En hij stopt met therapie.
Hangneuzen
Marco Louis gooit zijn leven op de schop. Zware kost? Nou nee. Want stripmaker Manu Larcenet geeft Marco’s beslommeringen opmerkelijk luchtig weer. Zijn personages zijn monter rondstappende strippoppetjes, met kleine beentjes en vrolijke grote hangneuzen. Alleen al hun overdreven motoriek brengt een glimlach op de lippen. De sfeer in De dagelijkse worsteling doet wat dat betreft denken aan de opgewekte, dromerige strips over Ragebol. Niet voor niets ziet Larcenets hoofdpersoon op de schutbladen vissen door de lucht zweven zoals Ragebol dat al eerder deed in de stripklassieker De droom van de walvis. Pas later in zijn boek wisselt Larcenet van stijl. Dan maken zijn losse groteneuzentekeningen plaats voor korte, grauwe flitsen uit het leven van alledag. Autowegen, landschappen, lichamen, koppen… Dan wordt duidelijk dat het Larcenet wel degelijk menens is.
Punk
De luchtig verpakte ernst van De dagelijkse worsteling is terug te voeren tot de artistieke loopbaan van de auteur. Manu Larcenet groeit op in de Parijse voorstad Vélizy en tekent naar eigen zeggen al vanaf zijn twaalfde elke dag minstens één strippagina vol. De jonge Manu is eenzelvig, onrustig, op het hyperactieve af. Meer dan een dag lang aan één stripplaat werken vindt hij tot op de dag van vandaag ‘ondraaglijk’. Zijn grote voorbeelden zijn de tekenaars uit het vrolijke weekblad Robbedoes. De klassieke Franco-Belgische strip. Toch stuurt hij zijn strips niet als zoveel andere stripmakers in spé vol goede moed naar de Robbedoes-redactie in Brussel. De jonge Larcenet heeft andere dromen. Want tekenen en strips maken is leuk, maar muziek maken is pas écht interessant. Punkbands als The Clash, Bérurier Noir en Bad Religion grijpen de Parijse tiener bij de keel. Angry young Larcenet grijpt zijn gitaar en begint met wat schoolvrienden een punkbandje. Onder de naam Zobi zullen zij de wereld gaan veroveren. Het duurt alleen even voordat de wereld dat zelf in de gaten krijgt. Tegen die tijd heeft Larcenet het ouderlijk huis in de Parijse voorstad verruild voor de kraakscene. ‘Ik walgde van alles en iedereen,’ herinnert Larcenet zich. ‘Ik kon de wereld totaal niet begrijpen. Kunst was een middel om te overleven.’ Des te dramatischer is het als het binnen Zobi begint te rommelen. De gezworen punks van weleer kunnen elkaar op een gegeven moment niet meer luchten of zien. Op zijn vijfentwintigste kapt Larcenet ermee. De band, het krakersmilieu, hij heeft er genoeg van. ‘Ik zat aan de grond. Alles waar ik me voor had ingezet had nergens toe geleid. Ik voelde me verschrikkelijk eenzaam.’
Rauw
Toch is dan nog niet alles verloren. Al die jaren in de punkscene is Larcenet blijven tekenen. Hij stort zich er met hernieuwde energie op en krijgt de redactie van het Franse stripblad Fluide glacial – waar ook tekenaars als Blutch, Dupuy-Berbérian en François Boucq hun carrière zijn begonnen – zo ver dat ze zijn werk gaan plaatsen. Helemaal vanzelf gaat dat niet. Larcenet heeft dan zes maanden lang de Fluide-redactie bestookt met kopietjes van eigen werk. Zijn oude Robbedoes-stijl heeft inmiddels een flinke dosis punkchaos ondergaan. Rauwe humoristen als F’Murr en Vuillemin hebben de plaats ingenomen van Franquin, Lambil en co. Voor Fluide glacial maakt Larcenet korte, satirische strips. In 1996 verschijnen deze gebundeld onder de titel Soyons fous (Laten we eens gek doen). ‘Het was mijn eerste album,’ schrijft Larcenet op zijn website. ‘Dat voelde als mijn eerste vriendinnetje, maar dan beter.’ Helemaal gelukkig is hij er achteraf echter niet mee. ‘Bij Fluide glacial waren ze de eersten die mijn werk wilden publiceren. Daar ben ik ze dankbaar voor. Maar daarna heb ik wel tien jaar nodig gehad om hun stijltje weer af te leren.’
Kosmonauten
Na Soyons fous gaat het hard, heel hard. In de tien jaar die op dit boekdebuut volgen, tekent Larcenet maar liefst dertig andere stripboeken bij elkaar. Drie delen Het leven is lijden, twee delen Pedro de neusbeer, verder een hele berg titels die hier te lande waarschijnlijk onvertaald zullen blijven. Vier jaar na Larcenets entree bij Fluide glacial vindt een belangrijk keerpunt plaats. Dan begint hij een serie op scenario van zijn geestverwant Lewis Trondheim, Les cosmonautes du futur (De kosmonauten van de toekomst). De samenwerking bevalt goed. ‘Werken met Lewis is voor mij puur genot. Hij is een geweldig tekenaar. Bovendien heeft hij, net als ik, de reputatie moeilijk in de omgang te zijn. Terwijl hij eigenlijk alleen maar heel alert is en hoge eisen stelt. Zo had hij iets geschreven over de kosmonauten die terugkeren in een totaal verwoeste stad. Dat zou ik uit mezelf nooit hebben getekend, dat zou ik niet aangedurfd hebben. Maar nu moest ik wel. Dat zijn typisch dingen waar je als stripmaker van groeit.’ En het is Trondheim die Larcenet introduceert bij uitgeverij Dargaud – de latere Franse uitgever van De dagelijkse worsteling – en hem vraagt mee te tekenen aan het monsterfantasyproject Donjon. Larcenet wordt de vaste tekenaar van de subserie Donjon Parade, waarvan dit najaar het eerste deel in het Nederlands verschijnt. Het is de overgang van Larcenet als broodtekenaar naar een meer ontspannen professionele status.
Platteland
Dat is het moment waarop de stripmaker besluit Parijs achter zich te laten. Hij volgt zijn vriendin, die dierenarts is, naar het platteland bij Lyon. Een hele overgang voor de punk van weleer. Net als de reportage die uitgerekend het Franse vrouwenblad Elle aan hem wijdt als trendy ‘nieuwe plattelandsbewoner’. Aan Elle vertrouwt hij toe: ‘Nog voordat ik de dozen in ons nieuwe huis had uitgepakt, had ik mijn telefoon, modem en computer al aangesloten.’ Zijn grootste angst in die tijd? Dat mensen hem na de verhuizing naar het verre platteland niet meer zouden bellen. Van Trondheim heeft hij inmiddels geleerd alles wat hem persoonlijk bezighoudt in creatief materiaal om te zetten. Dus zijn Larcenets angsten als nieuwe plattelandsbewoner als gags terug te lezen in zijn stripserie Le retour à la terre (Terug naar de aarde).
Intiem
En ook de lezer van De dagelijkse worsteling zal inmiddels in Larcenets verhaal heel wat bekends zijn tegengekomen. Zoals daar zijn: de verhuizing naar het platteland, de Parijse voorsteden, de initialen van de hoofdpersoon Marco Louis, het dierenartsvriendinnetje. En niet te vergeten: de psychiatrische sessies. Veertien jaar lang lag Manu Larcenet drie keer per week bij de psychoanalyticus op de divan. Om zijn angstaanvallen en onvrede met de wereld te bezweren. Het is de enige waar gebeurde scène in het boek, zegt hij achteraf. ‘Ik moet er nog steeds erg om lachen.’ Maar aan echte autobiografie zal hij zich niet meer bezondigen. Hij heeft wel enkele autobiostrips op zijn naam staan, zoals Presque (Bijna), over zijn militaire dienst, of L’artiste de la famille (De kunstenaar van de familie). Ze zijn te openhartig, hij heeft er spijt van. Of, zoals hij op zijn website schrijft: ‘zodra je over intieme dingen vertelt, wanneer je ze voor anderen vastlegt, nou, dan zijn ze dus niet intiem meer.’
Nabij
In het tweede, deze zomer in het Frans verschenen deel van De dagelijkse worsteling staat een mooi voorbeeld van waar Larcenet wél op uit is. Een oudere man blijkt er aan de ziekte van Alzheimer te lijden. Dat levert twee overtuigende, bijzonder aangrijpende scènes op. Het lijkt bijna onvermijdelijk dat Larcenet van nabij met de ziekte te maken heeft gehad. Toch is dat niet zo. ‘Ik had een reportage op tv gezien,’ zegt de auteur. ‘Die mensen raakten steeds meer de kluts kwijt. Het was totaal beklemmend. Maar dus niet autobiografisch.’ Met De dagelijkse worsteling wil Larcenet niet getuigen van zijn eigen ervaringen. Liever gaat hij ervan uit dat iedereen in wezen dezelfde zorgen, dezelfde angsten heeft. Ziekte, wroeging, verval, eenzaamheid… De opzet van zijn boek doet hem daarom nog het meest denken aan wat zijn psychiater aan het begin van de behandeling tegen hem zei. ‘Stel je voor dat je je op een vlakte bevindt en er een groot rotsblok voor je ligt. Nu sta je er met je neus bovenop. De behandeling zal de rots niet vernietigen. Maar zij kan je wel helpen afstand te nemen, hem beter te zien en leren er omheen te lopen.’
Gepubliceerd in ZozoLala 138 (2004)
Bronnen:
ABS: Larcenet: Ego mais pas trop. In: Artscore, mei 2003
Dharréville: Larcenet, grand éveilleur de commun. In: L’Humanité, 19 juni 2004
Y.M. Labé: Le doute créatif de Manu Larcenet. In: Le Monde, 16 juli 2004
Libiot: Larcenet en (six) cases. In: L’Express, 10 mei 2004
Ono-Dit-Biot: L’esprit bourgeois bat la campagne. In: Elle, mei 2003
Robert: La guerre d’un juste. In: Les Inrocktibles, juni 2004
Vidal: Larcenet auteur, pas clown! In: La lettre de Dargaud, 1, 2000
Angst (kader)
Vier delen moet De dagelijkse worsteling uiteindelijk gaan tellen. Daarmee wordt het nog een langlopend project. Want Manu Larcenet voelt zich overvallen door het succes. Na de prijs voor de beste strip in Angoulême vlogen de loftuitingen hem om de oren. Tekenend is de reactie van schrijver-criticus Frédéric Beigbeder – hier vooral bekend van zijn satire op de reclamebizz E 14,99 – in het tijdschrift Voici: ‘Toen ik deze wonderlijke strip dichtsloeg, zei ik tegen mezelf dat het lang geleden was dat ik zo’n goed boek had gelezen. Tegelijkertijd grappig, diepgaand en vol rake observaties. Dus de beste roman van dit moment is een stripboek. Ik zei tegen mezelf dat iemand dat maar eens in een publicatie met een hoge oplage moest opschrijven. Bij deze.’ Bevredigend, maar ook beangstigend, noemt Larcenet het gejuich. Zo dreigt de derde Dagelijkse worsteling autobiografischer te worden dan de auteur eigenlijk zou willen…
Invloeden (kader)
Op zijn Franstalige website stipt Manu Larcenet enkele stripmakers aan die hem hebben beïnvloed. In zijn ideale stripcollectie komen de volgende titels in ieder geval voor.
Lambil & Cauvin: De Blauwbloezen: El padre (Dupuis, 1984)
‘Ja, ik weet het. Deze strip is niet echt recent en de tekeningen en het verhaal zijn niet echt vernieuwend. Maar toch… is dat precies wat ik waardeer aan dit boek! Een strip die zich niet groter voordoet dan hij is. Toegankelijk voor iedereen. Ooit hoop ik ook zoiets leesbaars en grappigs te maken. Dit zijn auteurs die hun jonge lezers serieus nemen en een eerlijke en oprechte strip voorschotelen. Geen gewichtigdoenerij, overdreven gedoe, of dubbele bodems. Gewoon puur avontuur.
Mattotti & Piersanti: Stigmates (Le Seuil, 1998)
‘Toen ik dit boek las, voelde ik me heel klein. Dit is het soort boek dat je binnen twee seconden met beide benen op de grond zet. Het is mooi én leesbaar, een combinatie die helaas nogal zeldzaam is. Bij alle visuele overdaad zou je bijna vergeten dat het eerst en vooral bedoeld is als verhaal. En toch… is het geslaagd. Dit boek is echt een voorbeeld voor me.’
Yann & Conrad: De Onnoembaren: Gele geschiedenis (Den Gulden Engel, 1986)
‘Toen deze strip uitkwam, was ik onder de indruk. Hij is grappig en wreed. En bovendien: die tekeningen!! Het was voor het eerst dat ik zo’n uitbundige tekenaar zag. Tot op de dag van vandaag ben ik onder de indruk van die tekeningen.’
Vuillemin & Gourio: Hitler = SS (Loempia, 1990)
‘Nog een strip die indruk op me heeft gemaakt. Niet vanwege de idiote polemiek in de pers toen hij verscheen. Nee, vooral omdat het gewoon een enorm geslaagd humoristisch stripboek is. Mensen vergeten vaak om Vuillemin te noemen als een van de grote tekenaars, omdat hij vooral bekend is door zijn “vuile grappen”. Ik vind dat hij heeft geëxperimenteerd met buitengewoon indrukwekkende grafische dingen. Bovendien is het lachwekkend om taboes op zo’n intelligente manier te doorbreken. Dan blijkt wie er echt goed zijn.’
Spreekt deze tekst je aan?
Dan lees je mogelijk ook graag: