Onderweg met Baru
Tekenen is geen vak, vonden zijn ouders. Daar kun je je brood niet mee verdienen. Daarmee liep je het risico alsnog in de fabriek te belanden. En dus werd Hervé Barulea gymleraar. Pas op zijn dertigste begon de arbeiderszoon uit het Noord-Franse Villerupt serieus te tekenen. Vanaf dat moment heeft de laatbloeier onder het pseudoniem Baru een handvol opmerkelijke, persoonlijke strips voortgebracht. Met het vlot vertelde, vuistdikke L’Autoroute du soleil wist hij in 1995 een groot publiek te bereiken. De strip leverde Baru tijdens het stripfestival van Angoulême de Alph-Art voor het beste Franse album op. De opvolger van L’Autoroute du soleil heet Sur la route encore en ligt sinds begin deze zomer onder de titel Onderweg in de Nederlandse winkels. Kon het Nederlandstalig publiek nog vlak voor Baru’s vijftigste verjaardag met zijn werk kennismaken.
De mijlpaal van de vijftig levensjaren werpt overduidelijk haar schaduw over Onderweg. De strip draait om André en Edith, twee oude hippies die al liftend de balans opmaken van hun leven. Tijdens hun reis ontdekken ze dat de idealen van de jaren zestig dertig jaar later anders uitpakken dan verwacht.
“Ik heb me afgevraagd hoe het zou zijn als je tegenwoordig net zo onbevangen op reis zou gaan als de mensen van mijn generatie in de jaren zestig. Het karakter van deze tijd is zo anders, zoveel harder. De spreekwoordelijke bloemen zijn verdwenen.”
Een van de schrijnende tegenstellingen met de jaren zestig, zo zien André en Edith onderweg, is de perverse beleving van de seksualiteit. Edith ontdekt bijvoorbeeld ’s nachts in een wegrestaurant hoe een beschaafd ogend heertje ongegeneerd zijn vrouw aan twee truckers aanbiedt. En wanneer André in een doorsnee Hotel de la gare een kamer reserveert, voegt de eigenaresse hem met een vette knipoog toe: “er is tv met Canal+… en het is zaterdag…”
“Op dit gebied is het contrast met de jaren zestig overduidelijk. Toen golden love and peace als het hoogste goed. Iedereen hield van iedereen, iedereen sliep met iedereen. Seksualiteit bezat destijds een zekere onschuld. Nu zijn we ingehaald door de realiteit. Door de dreiging van aids is seks niet onschuldig meer. Tegenwoordig moet je weten van wie je houdt, omdat die persoon potentieel gevaarlijk kan zijn. Niet om die persoon te verwerpen, maar om op zijn minst geïnformeerd te zijn.”
Baru weet nog hoe zorgeloos hij vroeger op reis ging. Met niet meer dan zeshonderd francs op zak nam hij in 1969 het vliegtuig naar de Verenigde Staten. Doel: de legendarische Route 66 afleggen. Heel kenmerkend voor die tijd wist Baru destijds niet veel meer van de Route 66 dan dat de Rolling Stones er een nummer over hadden gemaakt. Een nummer dat de jonge Hervé Barulea bovendien nauwelijks kon verstaan, omdat hij slechts enkele woorden Engels kende. Ach, de jaren zestig… Ze worden één keer aangehaald in Onderweg. In het laatste hoofdstuk bekijkt André samen met een oude vriend een foto uit die tijd. Het tijdsbeeld op de al enigszins vervaagde afdruk is onmiskenbaar: lang haar, wijde broekspijpen, jasjes met lange franjes eraan, de kleermakerszit en de karakteristieke ik-ben-oké-jij-bent-oké grijns. Een soortgelijke foto heeft Baru zelf ergens in een kast liggen.
“Op een dag heb ik die foto teruggevonden. Fotografie is de drager van de nostalgie. Zo’n foto legt de dingen vast, biedt een opening, provoceert. Hij ondersteunt het geheugen. De foto kwam vooral goed van pas als overgang tussen het heden en het verleden. Hij verbindt de verschillende verhalen en sloot prima aan bij het thema van Onderweg, de nostalgie.
Toen ik aan Onderweg begon, vroeg ik me af of je als vijftigjarige beter achteruit kunt kijken naar wie je vroeger geweest bent, of dat je beter kunt doen alsof het verleden niet bestaat en gewoon doorgaan. Waar ik uiteindelijk op ben uitgekomen, is dat je het beste achteruit kunt kijken om te begrijpen wie je nu bent en hoe je verder moet. Je kunt het beste stilstaan, kijken, nadenken en dan begrijpen.
Ik heb Onderweg anders aangepakt dan mijn vorige strips. Die hebben allemaal een lineair verloop. Dit keer wilde ik geen lineair scenario meer schrijven. Bovendien wilde ik een verhaal maken dat soepel loopt, maar na één keer lezen nog niet helemaal duidelijk is. Ik wilde de lezers als het ware ontregelen, destabiliseren. Dat ze zich zouden afvragen waar ik heen wilde, wat ik wilde zeggen. En dat dan plotseling duidelijk zou worden: oh, daarom zit het verhaal zo in elkaar. De bedoeling is dat je na één keer lezen, als je weet hoe het verhaal in elkaar steekt, zin hebt de strip nog een keer te lezen. Tijdens de tweede lezing komen de hoofdstukken dan in een ander licht te staan, let je op andere dingen dan eerst.”
Deze ongebruikelijke opzet heeft ook een praktische, meer voor de hand liggende oorzaak. Onderweg is de eerste strip van Baru die werd voorgepubliceerd in het tijdschrift (A Suivre).
“Daardoor ben ik me gaan afvragen wat voorpublicatie eigenlijk inhoudt. Het is prettig, omdat het stripmakers de gelegenheid biedt geld te verdienen. Minder aantrekkelijk is dat het publiek de strip al in maandelijkse porties heeft gelezen en daardoor weinig extra’s aan de albumuitgave heeft. Vandaar dat ik heb geprobeerd het tijdschriftpubliek te verleiden ook het album te lezen. Het album maakt nu een andere lezing mogelijk dan de afleveringen in (A Suivre).”
De titel Onderweg karakteriseert niet alleen Baru’s nieuwste strip. Hij zou net zo goed op zijn verzameld werk van toepassing kunnen zijn. Baru’s personages reizen niet zozeer om van A naar B te komen. De reis is bij hen een doel op zich.
“Ik geloof dat mensen die thuis blijven niets meemaken. Om avonturen te beleven, om ervoor te zorgen dat er iets gebeurt, moet je uit je evenwicht gehaald worden. En de beste manier om uit je evenwicht te raken, is op reis te gaan. Dat wil zeggen, je vertrouwde omgeving verlaten en naar buiten gaan, de maximale condities voor je veiligheid verlaten. Dan kunnen je dingen overkomen. Als verteller wil ik mijn personages in bepaalde situaties brengen. Dus moet ik ze uit hun evenwicht halen, en de makkelijkste manier om dat te doen is ze naar buiten te sturen.
Het is ook gewoon een kwestie van smaak. Ik teken liever een buitenscène dan een interieur. Een interieur kun je maar op een beperkt aantal manieren weergeven. Dat wordt gauw saai. Buiten verander je sneller van omgeving en kun je door de handeling te verplaatsen het verhaal een andere sfeer geven. Dat betekent automatisch dat je de verhalen complexer, compacter en geloofwaardiger kunt maken. Door een herkenbare omgeving als decor te gebruiken, kun je het publiek in het verhaal trekken. Daarom besteed ik altijd veel zorg aan mijn decors en maak ik ze zo realistisch mogelijk. Gestileerde decors spreken me niet erg aan. Een gestileerd decor doet me altijd aan theater denken. Ik vind het gekunsteld. Dan voel ik meteen een zekere afstand en geloof ik niet meer in het verhaal dat verteld wordt. Ik discussieer daar weleens met andere stripmakers over: hoe ver moet je het realisme van het decor doorvoeren? Iemand als Max Cabanes vindt dat het decor volledig moet overeenkomen met de manier waarop je de personages tekent. Ik ben het niet met hem eens. Ik denk dat een decor ergens anders toe dient, een andere rol speelt. Volgens mij dienen de personages om het verhaal te vertellen, de gebeurtenissen mee te maken en emoties op de lezers over te brengen. Het decor daaarentegen dient om het geheel reëler te maken en de gevoelens gewicht en dichtheid te geven. Wanneer je het decor op dezelfde manier weergeeft als de personages, zeg je naar mijn idee twee keer hetzelfde. Ik probeer mijn decors juist zo weerbarstig mogelijk te maken. Tegen die solide achtergrond kan ik mijn personages dan krachtiger en geloofwaardiger emoties laten overbrengen.
Ik wil een heel duidelijk ritme opleggen. Daarom probeer ik in mijn plaatjes niet meer dan het strikte minimum te zeggen: alleen het hoogstnoodzakelijke voor de voortgang van het verhaal.”
Alleen het hoogstnodige zeggen. Baru stimuleert zijn lezers inderdaad snel door de plaatjes heen te schieten. Er zijn weinig strips die zo snel op gang komen als zijn L’Autoroute du soleil. Amper hebben we kennis kunnen maken met de 22-jarige lady killer Karim Kemal en zijn sukkelige maatje Alexandre Barbiéri, of we worden al meegesleept in de ongelukkige confrontatie van het duo met de rechts-extremist Faurissier. In adembenemend tempo ontspint zich vervolgens een achtervolging, die pas vierhonderd pagina’s later tot een einde komt. L’Autoroute du soleil is Baru’s poging de geluidsmuur van de strip te doorbreken.
“Ik wilde al heel lang zo’n verhaal maken. In Frankrijk was een strip van die omvang niet mogelijk. De Japanse uitgever Kodansha bood me de kans. Zij vroegen mij een manga te maken. De meeste manga’s – de populairste, niet allemaal – worden erg snel gelezen. Er staat weinig tekst in, zodat je veel meer met de tekeningen moet zeggen. Daardoor zijn ze erg geschikt voor het weergeven van beweging, opwinding, onrust. Dat is mijn obsessie. Het heeft me altijd geïntrigeerd hoe je beweging kunt weergeven met niet-bewegende beelden. De gebruikelijke oplossingen in strips, bewegingslijntjes, renspiraaltjes, hebben me nooit aangesproken. Die gebruik ik niet. Veel interessanter vind ik het hoe je met andere middelen beweging kunt weergeven, met de kadrering, het aantal plaatjes, de volgorde van de pagina’s, et cetera. Er zijn zoveel manieren.”
De vlucht van Karim en Alexandre neemt in de loop van de strip steeds grotesker vormen aan. Naarmate L’Autoroute du soleil zijn einde nadert, verwordt hun achtervolger Faurissier steeds meer tot een lachwekkende karikatuur van kwaadaardigheid. Uiteindelijk is er een shoot-out in de haven van Marseille voor nodig om de achtervolging tot een halt te laten komen. Een weinig geloofwaardig einde, dat eerder aan een doorsnee aflevering van Miami Vice doet denken dan aan de afsluiting van een zinderende strip. De zwakke finale van L’Autoroute du soleil maakt wel duidelijk waarom Baru de strip een sprookje voor volwassenen noemt. Uit een sprookje spreekt altijd een duidelijke moraal. Het neerschieten van een rechts-extremist in de Franse stad met een van de grootste aandelen Front National-stemmers mag zonder meer een statement worden genoemd. Een statement dat aan kracht wint, doordat Baru zijn hoofdpersonen eerder in het verhaal met de problemen in de banlieue, de lege rijkdom van de nouveau riche en de verloren idealen van 1968 heeft geconfronteerd. Naast een adembenemend achtervolgingsverhaal over twee buddy’s is L’Autoroute du soleil vooral ook een sociale schets van het Frankrijk van de jaren negentig.
“Het zou me vervelen een verhaal binnen een specifiek genre te vertellen. Een sciencefictionverhaal, compleet met vliegende auto’s en intergalactische reizen, is bijvoorbeeld niets voor mij. Ik stel liever verschillende genres, codes die de mensen kennen uit verschillende strips, ten dienste van wat ik eigenlijk wil vertellen. In L’Autoroute du soleil heb ik het bijvoorbeeld over racisme in de vorm van een achtervolgingsverhaal. In Onderweg gebruik ik de conventies van de policier om me af te vragen wat de waarde van nostalgie is.
Ik wil de lezers meer bieden dan louter amusement. Er zijn al genoeg stripmakers die zich daarmee bezighouden. Ik houd juist van dingen die een appèl doen op je intelligentie en niet alleen maar op je gevoel spelen.”
Mensen aan het denken zetten. Daarom begon Baru midden jaren zeventig te tekenen.
“Toen had je in Frankrijk het blad Charlie-Hebdo. Daarin stonden stripmakers die in mijn ogen ware genieën waren: Wolinski, Reiser, Cabu, Gébé, Willem. Naast Charlie-Hebdo verscheen ook Charlie-Mensuel. Daarin ontdekte ik dat je met strips dingen kunt zeggen waarvan ik nooit had vermoed dat dat met strips kon. Ik had ook iets te zeggen en strips waren een natuurlijk onderdeel van mijn cultuur, dus ik wilde ook strips gaan maken. Dat is het moment waarop ik ben begonnen te tekenen.
Meer nog dan Wolinski was Reiser voor mij de grootste, de Jimi Hendrix van de strip. Helaas is hij te vroeg gestorven. Ik denk dat niemand ooit op dezelfde manier sociaal commentaar heeft geleverd zoals hij dat kon met zijn tekeningen. Dat was wat ik wilde doen: op mijn eigen manier het werk van Reiser voortzetten. Daarom zeggen al mijn strips iets over de tijd waarin ze tot stand komen.”
In Baru’s eerste strips is de invloed van Reiser onmiskenbaar. Ze verschenen in Le Tremedaire, een tijdschrift dat Baru met enkele vrienden opzette en dat enig lokaal succes oogstte in de omgeving van Nancy. Net als veel kleinschalige lokale tijdschriften was Le Tremedaire een kort bestaan beschoren. Toen het blad ophield te bestaan, had Baru kennisgemaakt met de beginselen van het stripmaken. Naast zijn baan als gymleraar – “de onderwijstaak met de minste verplichtingen en de meeste vrije tijd” – zette hij zich vervolgens aan het indrukwekkende Quéquette blues, dat in 1984 verscheen. In deze driedelige strip, die later als Roulez jeunesse! werd gebundeld, schetst Baru een overtuigend en ontroerend beeld van opgroeiende jongeren in de Noord-Franse industriestad Villerupt. Hoofdpersoon van Roulez jeunesse! is de immigrantenzoon Hervé Barulea, die op de oudejaarsnacht van 1965 met zijn makkers stevig de bloemetjes buitenzet. Inzet van het vriendenclubje: Hervé dient binnen drie dagen zijn maagdelijkheid te verliezen op straffe van een rondje onbetaalbare champagne voor iedereen.
“Nee, Roulez jeunesse! is niet autobiografisch. Het is een scrupuleus realistische beschrijving van de mentaliteit van de bevolkingsgroep waar ik vandaan kom, geen autobiografie. Ik heb Roulez jeunesse! gemaakt, omdat op dat moment nog niemand in stripvorm over de arbeidersklasse gesproken had. Stripfiguren waren avonturiers, jonge bourgeois. Een personage als Kuifje leek nooit te hoeven werken om de kost te verdienen.
Ik geloof niet in de mogelijkheid van een echte autobiografie. Een autobiografie is altijd geflatteerd, een leugen. De auteur herschrijft hoe dan ook zijn leven om vervolgens te doen geloven dat het werkelijk zo is gegaan. Wanneer ik in Roulez jeunesse! ‘ik’ zeg, bedoel ik daarmee ‘mensen zoals ik.’ Ik heb de strip niet benaderd als een soort wetenschapper die het leven van de mieren van buitenaf beschrijft. Nee, ik ben zelf een mier en ik probeer te spreken over mijn jeugd: de rock ‘n’ roll, mijn vrienden en de bals op zaterdagavond.
Ik kom uit een arbeidersmilieu. Tachtig procent van de mensen in Villerupt was communistisch. Van jongsaf aan ben ik beïnvloed door de communistische partij. Niet dat de marxistische leer erin gehamerd werd. Het was meer een cultureel bad, een soort humanisme: voor alle mensen het beste wensen. Dat heb ik altijd diep in mij gedragen. Op basis van die simpele ideeën reageer ik nog steeds. Natuurlijk heeft het leven mij geleerd dat het iets complexer ligt. Maar als ik me engageer, is het nog steeds voor die ideeën, dat humanisme.”
Baru’s engagement is duidelijk aan Roulez jeunesse! af te lezen. De kroegentocht van Hervé en zijn maten speelt zich af tegen het dreigende silhouet van de lokale staalfabriek. Een zelfde staalfabriek als in het eerste hoofdstuk van L’Autoroute du soleil met donderend geraas tegen de vlakte gaat. In de jaren negentig heeft de zware industrie als motor van de economie afgedaan. Wat volgens Baru allerminst betekent dat de klassenstrijd verleden tijd is.
“Net als Roulez jeunesse! is L’Autoroute du soleil en de rest van mijn werk doortrokken van racisme, geweld en sociale strijd. Dat zijn niet alleen de problemen van deze tijd, maar van alle tijden. Ik gebruik het geweld niet op een gratuite manier. Het kent juist heel specifieke oorzaken. In mijn ogen is het het geweld van de klassenverhoudingen, de klassenstrijd. Het wordt alleen zelden zo helder gedefinieerd, omdat het geweld deel uitmaakt van het alledaagse leven en daardoor onoverzichtelijk is. Het alledaagse geweld is complex.”
Baru heeft het alledaagse geweld ten gevolge van de sociale ongelijkheid zelf ervaren. Als arbeiderszoon van gemengd Italiaans-Bretonse afkomst werd hij niet geacht er grote aspiraties op na te houden.
“Op de middelbare voelde ik mij niet op mijn gemak. Je moet bedenken dat er toen niet veel arbeiderskinderen op school zaten. Vooral bij de vakken die het hoogst stonden aangeschreven, Frans en literatuur, was het duidelijk voelbaar. Ik had niet de geschikte culturele bagage om toegang te hebben tot die wereld. Bij de verplichte opgaven kreeg ik van de docenten vaak commentaar. Elke negatieve opmerking raakte me, deed me pijn. Ook kon ik het niet hebben wanneer mensen mijn Italiaanse achternaam vervormden. Er waren docenten die daar werkelijk plezier in schepten. In mijn ogen wilden ze me laten voelen dat ik eigenlijk niet op die school thuis hoorde. Sommigen zeiden me zelfs ronduit, dat ik maar beter naar de fabriek kon gaan.
Het was een opeenstapeling van alledaagse ervaringen, onbetekenende dingen die voor een adolescent uiteindelijk beslissend zijn. Ik ervoer het als een totale verwerping van wat ik was. Mijn woede gaf me de energie om te zeggen dat het niet normaal was. Dat het moest veranderen. Om het te veranderen, moest ik me inzetten, me engageren. Niet alleen in de politiek, maar ook daarbuiten.”
In Roulez jeunesse! ontladen Hervé en zijn vriend Bébé hun frustratie op een niet mis te verstane wijze. Tijdens het oudejaarsbal van de Club Sportif Ouvrier pikt het duo twee aantrekkelijke meiden op, die hen uitnodigen voor een besloten feestje. Hervé en Bébé nemen de uitnodiging verwachtingsvol aan en rijden met de dames mee naar een welgestelde wijk. Daar moeten ze buiten wachten tot ze een teken zullen krijgen. In de vrieskou ontdekken de vrienden kort na middernacht dat het wachten vergeefs is. Voor Hervé reden de laklaag van de auto van een van de feestgangers met een schroevendraaier wat bij te werken.
“Wanneer ik het in mijn verhalen over geweld heb – wat onvermijdelijk is, omdat ik over mijn tijd wil spreken – dan vervorm ik het enigszins om duidelijk te maken dat het in wezen gaat om de klassenstrijd. Dat bedoel ik niet in strikt marxistische termen. Naar mijn mening zijn er inmiddels theorieën die het marxisme in verklaringskracht voorbij zijn gestreefd, zoals de quantummechanica de vroegere ideeën over de fysica heeft overtroffen. Ik doel op de theorie van de Franse socioloog Pierre Bourdieu over het symbolisch geweld. Volgens Bourdieu is de samenleving gebaseerd op het symbolisch geweld van de ene groep versus de andere. Niet – zoals bij Marx – louter het geweld van één dominante klasse tegen de andere, maar het geweld van elke groep tegen een andere. Dat levert een veel complexer beeld van de samenleving op, dat veel meer overeenkomt met de werkelijkheid dan het marxisme. Op die theorie baseer ik mijn verhalen. Zodoende probeer ik in mijn strips de complexiteit van de werkelijkheid tot zijn recht te laten komen en tegelijkertijd de sleutels aan te reiken om die complexiteit beter mee te begrijpen.”
Roulez jeunesse! is Baru’s persoonlijkste strip. In zijn latere werk neemt hij steeds meer zijn toevlucht tot beproefde genre-elementen en verpakt hij zijn verhalen onder meer als policiers, reisverhalen en sciencefiction. Zelf noemt de grijzende rocker het boek een unicum.
“Roulez jeunesse! is voor mij iets fundamenteels. Ik denk dat het het soort strip is dat je maar één keer kunt maken. Het is mijn visitekaartje. Mijn manier om te zeggen: dit ben ik, hier kom ik vandaan en ik wil strips maken. En wel dit soort strips, strips die over mijn tijd gaan.”
Gepubliceerd in ZozoLala 94 (1997)
“Dat ik een boek als L’Autoroute du soleil kon maken, was werkelijk een buitenkansje. Dankzij Kodansha kon ik het zo dik maken. Ik heb er vier jaar aan gewerkt. Ik zou best nog zo’n lang verhaal willen maken. Alleen nog niet te snel,” vervolgt Baru met een lichtelijk gepijnigde blik in de ogen, “want het is niet gemakkelijk en erg vermoeiend.” Momenteel werkt hij aan een iets bescheidener project, een toekomstvisie van niet meer dan een luttele honderd pagina’s. Werktitel: Science fiction. “Natuurlijk gaat het verhaal, zoals al mijn strips, eigenlijk over vandaag de dag. Het speelt zich af in een stad en mijn hypothese is dat extreemrechts inmiddels aan de macht is. Net als in George Orwells 1984 hebben de machtshebbers een gedeelte van de stad afgezet met muren. Ik vraag mij af hoe de mensen in het getto zouden leven. Dat interesseert me meer dan de vraag of in 2011 de auto’s al kunnen vliegen of andere sciencefiction-clichés.”