Op de volgende twee pagina’s staat de korte strip Berenmuts van Ronald van der Heide. Wie ernaar kijkt, heeft hem al bijna meteen gelezen. Zo kraakhelder als de dertiger vertelt, zo raadselachtig is de wereld die hij oproept: wat moet je nou eigenlijk met zo’n berenmuts?
Een verhaal met open eindjes, zo ziet Ronald van der Heide (1976) het graag. „Van mij mogen verhalen ongrijpbaar zijn,” zegt de stripmaker in zijn rijtjeshuis in Utrecht. „Ik vind het prettig om compact te vertellen en tegelijk de lezer veel vrijheid te gunnen. Dat zijn de verhalen die het langst blijven hangen.” Hij weet nog hoe het idee voor Berenmuts ontstond, enkele jaren terug tijdens een fietsvakantie met zijn vriendin. „Dat was midden in de zomer, in Estland. Prachtig land, heel weids. Buren wonen daar minstens vijfhonderd meter uit elkaar. We kwamen bij een Russisch-orthodox klooster en daar liep een hele groep Russische vrouwen rond, compleet met van die zware rokken, bodywarmers en hoofddoekjes. Een beetje het archetypische beeld. Een van die vrouwen droeg een plastic tasje van de C1000 bij zich, echt zo’n Hollands tasje, met daarop de tekst: ‘Prettige feestdagen’.” Zelfs in zomers Estland viel niet te ontkomen aan het Nederlandse supermarktgeweld. Typisch iets wat Van der Heide tussen het fietsen door even vastlegt in het schetsblok dat hij op reis altijd bij zich draagt.
Tekenen doet Ronald van der Heide al zolang hij zich kan herinneren. Hij heeft er uiteindelijk ook zijn beroep van gemaakt, niet alleen als stripmaker, maar tevens als landschapsarchitect. Vier dagen per week geeft hij vorm aan het Nederlands landschap. Hij ziet duidelijke parallellen tussen beide disciplines. „Ontwerpen is uiteindelijk ook het vertellen van een verhaal. Alleen projecteer je het dan binnen een plan. Je hebt een kaart en maakt een ontwerp. Maar zo’n ontwerp moet ook iets vertellen over wat er op die plek is, wat die betekent. Ik werk bijvoorbeeld al tien jaar (met tussenpozen) aan de inrichting van een polder aan de rivier de Rotte, iets ten noorden van Rotterdam. Het is een waterbergingsgebied en daar horen dijken bij. Die zijn meestal nogal steil, maar deze polder bestaat uit slappe klei, dus dan zet je daar dijken met flauwe hellingen neer. Zo haal je een diepere betekenislaag naar boven en vertel je mensen indirect iets over het landschap. Dat heeft een bepaalde doorwrochtheid, die ik in mijn strips ook nastreef. Dat een poppetje niet alleen een poppetje is. Ook al bestaat hij misschien maar een pagina, je moet het gevoel krijgen: daar loopt een persoonlijkheid.”
Ook in de praktijk raken het stripmaken en de landschapsarchitectuur aan elkaar. Van der Heide publiceert al enkele jaren korte strips in het vakblad Blauwe kamer. Daarin koppelt hij bijvoorbeeld het spraakmakende ‘gestapelde’ hotelontwerp van Molenaar & Van Winden bij het station van Zaandam aan het polderlandschap en de rauwe liedteksten van lokale band De Kift. Blauwe kamer is eigenlijk zijn tweede podium, naast het Utrechts beeldblad De Inktpot, waarin hij al sinds 2004 publiceert. Daarnaast is er nog het stripbundeltje De kleine vriend, dat hij in eigen beheer uitbracht.
De korte verhalen zullen zeker een constante blijven voor Ronald van der Heide. En dan vooral in de heldere stijl van Berenmuts, die geënt is op Dick Bruna, Joost Swarte en Stang Gubbels, die in zijn woning een prominente plek aan de muur hebben. „Met mijn heldere stijl roep ik een soort zakelijkheid op,” zegt Van der Heide. „Dat vind ik mooi. Maar tegelijk wil ik er graag warme, sympathieke verhalen mee vertellen. Met veel aandacht voor plastic tasjes, brommers en andere bloedsimpele dingen, de knulligheid van het alledaagse leven. Iets als Magasin général van Tripp en Loisel, of De dagelijkse worsteling van Manu Larcenet. Zo knap vind ik dat: hoe Larcenet het leven van de oude havenarbeiders neerzet en tegelijk vertelt over de teloorgang van het industriële tijdperk.”
Gretig begint Ronald van der Heide over zijn plannen voor een stripbundel over de Kromme Rijn, die van zijn geboorteplaats Wijk bij Duurstede naar zijn huidige woonplaats stroomt. Een soort Toen God verdween uit Wijk bij Duurstede, maar dan zonder Geert Maks nostalgie. Over hoe er met carnaval wordt gevochten, het ene dorp tegen het andere. Over de lokale landbouw en fruitteelt. „Het ene verhaal kan over mensen gaan, het andere over een boom die aan de oever staat. Ik wil de verhalen vooral dicht bij mezelf houden.” Dan wordt de rust ruw verstoord in het Utrechtse rijtjeshuis. Vanaf de bovenverdieping klinkt hartverscheurend gebrul. Behalve landschapsarchitect en stripmaker is Ronald van der Heide ook een jonge vader. De tweeling Luuk en Ida, elf weken oud, meldt zich. Van der Heide glimlacht: „Met die twee kleintjes staat dit plan nu natuurlijk wel even op een laag pitje. Maar over een half jaar hoop ik er weer serieus werk van te kunnen gaan maken.”
Gepubliceerd in ZozoLala 175 (2010)
Spreekt deze tekst je aan? Dan lees je mogelijk ook graag: