Monumentale verhalende geschiedenis over oorzaken, verloop en nasleep van de Russische Revolutie.
(Vertaling van Tragedy of a People voor Nieuw Amsterdam, 2006)
Citaten uit de pers
‘[Figes] schildert met zwierige streken een magnifiek tableau van de Revolutie ’ NRC Handelsblad
‘Geschreven in een schitterende stijl.’ Nederlands Dagblad
‘Een uitstekende Nederlandse vertaling van dit imposante werk. (…) Figes onderscheidt zich van andere historici door zijn geschiedenis vroeg te beginnen. Hij neemt geen korte aanloop om snel bij het revolutiejaar 1917 te belanden, maar analyseert uitvoerig het oude Rusland. (…) Voortreffelijk boek.’ Wim Berkelaar in het Historisch Nieuwsblad
Inspiratie
Tijdens het werk aan Tragedie van een volk heb ik dankbaar inspiratie geput uit deze nET eCHT media.
Leesfragment
‘De tsaar bestaat niet’
Er was die nacht sneeuw gevallen. Sint-Petersburg werd op zondagochtend 9 januari 1905 wakker in een akelige stilte. Kort nadat het licht was geworden, waren arbeiders met hun gezinnen naar de kerk getrokken om te bidden voor een vreedzaam verloop van de dag. Later zouden 150.000 van hen in stoeten vanuit de verschillende wijken van de stad naar het Winterpaleis trekken. Daar zou hun leider, de priester Georgi Gapon, ook wel Vader Gapon genoemd, de tsaar een ‘nederig en loyaal verzoekschrift’ voorleggen waarin hij hem smeekte de levensomstandigheden van de arbeiders te verbeteren. Hymnen zingend en iconen en kruisen dragend vormden ze eerder een religieuze processie dan een arbeidersdemonstratie. Omstanders namen hun hoed af en sloegen een kruis toen de stoet voorbijkwam. En toch leed het geen twijfel dat de levens van de deelnemers aan de mars in gevaar waren. In de loop van de nacht waren er 12.000 soldaten in de stad opgesteld om hen te beletten het paleis te bereiken. Veel van de demonstranten waren de hele nacht opgebleven om zich voor te bereiden op hun dood. Een van hen, Ivan Vasiljev, had een briefje voor zijn vrouw achtergelaten toen hij haar en hun jonge zoon in de vroege uurtjes van de ochtend verliet:
Njoesja!
Mocht ik niet terugkeren en worden gedood, Njoesja, treur dan niet. Jij zult je als altijd wel redden en werk vinden in een fabriek. Voed Vanjoera goed op en vertel hem dat ik ben gestorven als martelaar voor de vrijheid en het geluk van het volk . Ik zal ook voor ons eigen geluk gestorven zijn, mocht het zover komen […]
Jullie liefhebbende vader en echtgenoot, Vanja
P.S. Njoesja, als ik sterf, zal een van mijn kameraden je dat komen vertellen. Zo niet, dan zal ik je schrijven of komen opzoeken. Een kus, vaarwel. Doe de groeten aan vader, onze broers en alle andere mensen die we kennen.
Vaarwel, je Vanja
Hij zou nooit terugkeren.
Het was ironisch maar op een vreemde manier ook toepasselijk dat de revolutie van 1905 in gang werd gezet door een organisatie die voortkwam uit het tsaristische regime zelf. Niemand geloofde sterker dan Vader Gapon in de band tussen de tsaar en zijn volk. Tijdens zijn studententijd aan de Theologische Academie van Sint-Petersburg had hij naam gemaakt als predikant in de arbeiderswijken van de stad. Ten overstaan van de stedelijke armen die bijeen dromden in zijn kerk predikte hij dat de tsaar – hun vaderlijke hoeder – een heilige plicht had om voor hen, zijn nederigste onderdanen, te zorgen. Gapons populariteit trok de aandacht van S.V. Zoebatov, hoofd van de Ochrana in Moskou, die sinds 1900 zijn eigen, door de politie gesteunde vakbonden was begonnen met de zegen van grootvorst Sergej, de gouverneur-generaal van Moskou. Zoebatov was zijn opmerkelijke carrière al op de middelbare school begonnen als terrorist in de populistische ondergrondse, maar was al snel gedesillusioneerd geraakt over de revolutionaire beweging en politie-informant geworden. De rest van zijn leven zou hij wijden aan de Ochrana en zijn campagne tegen de revolutionairen.
Zoebatov erkende dat de arbeiders reële, legitieme eisen hadden en dat er daardoor een revolutionaire dreiging van hen uitging. Als ze aan de genade van hun werkgevers in de fabriek werden overgelaten, dan waren de arbeiders in zijn ogen gedoemd om in handen van de socialisten te vallen. Maar als, zoals hij propageerde, de regering haar eigen werknemersorganisaties opzette, dan bleef het initiatief bij de loyale dienaren van de tsaar. Zoebatovs vakorganisaties beoogden de eisen van de arbeiders op het gebied van onderwijs, wederzijdse bijstand en organisatie te steunen en fungeerden tegelijkertijd als spreekbuis voor monarchistische propaganda. Zijn beschermheren aan het hof bood hij het perspectief van een volksautocratie, waarbij de tsaar optrad als de vaderlijke hoeder van de arbeiders en hen beschermde tegen de hebzucht van hun bazen en de ‘vreemde’ besmetting met revolutionaire ideeën. Het was de oude keizerlijke strategie van verdeel en heers: de arbeiders werden gebruikt om de belangrijkste bedreigingen van de autocratie – de industriële bourgeoisie en de socialistische intelligentsia – te verzwakken.
Tegen 1903, toen Gapon onder politietoezicht zijn eigen arbeiderssociëteiten en -theehuizen begon te organiseren, waren de hoogtijdagen van Zoebatov alweer voorbij. Het jaar ervoor had hij een mars van 50.000 arbeiders georganiseerd om de emancipatie van de lijfeigenen te herdenken. En hoewel de mars vreedzaam en in zeer loyalistische stemming was verlopen, waren er ernstige klachten gerezen over de niet eerder vertoonde massale deelname en over de mate waarin Zoebatov hem – en de door hem geleide beweging in het algemeen – kon beheersen. Zulke twijfels werden bevestigd in juli 1903, toen een van Zoebatovs vakorganisaties betrokken was bij een algemene staking in Odessa. Zoebatov werd ontslagen en zijn experiment werd onmiddellijk stopgezet. Zijn aanhangers sloten zich daarop echter aan bij Gapons organisatie, die probeerde soortgelijke vakbonden onder toezicht van de kerk op te zetten. En opnieuw raakte de beweging van onderop geradicaliseerd naarmate steeds meer arbeiders zich aansloten om vervolgens actie te voeren voor hun eigen hervormingsagenda. Gapons beweging was begonnen als een culturele missie om theehuizen in het leven te roepen voor ‘fatsoenlijke’ arbeiders. Er vonden dansavonden plaats en lezingen over verschillende vormen van zelfhulp. Bijeenkomsten begonnen met het Onzevader en eindigden met het volkslied. Maar algauw veranderde de beweging in een onafhankelijke vakbond, de Vereniging van Russische Fabrieksarbeiders, die – ondanks zijn loyale voorkomen – radicale hervormingen eiste, waaronder de instelling van een regering die verantwoording schuldig was aan het volk, erkenning van de vakbonden, de invoering van een progressief belastingstelsel en een achturige werkdag.
Het hervormingsprogramma kwam neer op volledige herstructurering van de staat, zonder dat erbij werd gezegd hoe die gerealiseerd kon worden. Gapon zelf wist helemaal niets van politieke theorie: hij kon de woorden ‘constitutionele regeringsvorm’ niet eens goed uitspreken. Hij zag zichzelf als een man die door God was gezonden om de arbeiders te bevrijden. Gedreven als hij werd door ijdelheid en tomeloze ambitie, bleef hij nooit lang stilstaan bij de gedachte dat hij misschien iets te veel hun verwachtingen had gewekt. Hij vertelde zijn aanhangers in eenvoudige bewoordingen, met redeneringen die hij ontleende aan de bijbel, dat de tsaar ten overstaan van God gedwongen was hun eisen in te willigen op het moment dat ‘het volk’ zich rechtstreeks tot hem wendde. Hij maakte bewust gebruik van de mythe van de welwillende tsaar – ‘de tsaar zelf wil rechtvaardigheid, maar de bojaren om hem heen blijven zich verzetten’ – die zoveel protestbewegingen in de Russische geschiedenis had gevoed en gelegitimeerd. Toen van 3 tot 8 januari 1905 120.000 arbeiders in Sint-Petersburg in staking gingen en voorstelden om naar de tsaar te gaan om ‘waarheid en gerechtigheid’ te zoeken, stelde Gapon zich vierkant achter hen op. Aangemoedigd door de bevrijdingsbeweging formuleerde hij een lijst met eisen die een massademonstratie de eerstvolgende zondag aan de tsaar moest voorleggen. De petitie was smekend en sentimenteel van toon en bracht hele arbeidersmenigten tot tranen. Ze begon zo:
SIRE,
Wij, de arbeiders en inwoners van Sint-Petersburg, afkomstig uit verschillende wijken, richten ons, samen met onze vrouwen, onze kinderen en onze hulpeloze ouders, tot U, O SIRE, voor gerechtigheid en bescherming. We zijn arm, we worden onderdrukt, we moeten eindeloos zwoegen en we worden met minachting behandeld […] Wij stikken in al dit despotisme en deze rechteloosheid. O SIRE, we hebben geen kracht meer over, de grens van wat we kunnen verdragen is bereikt. We hebben het verschrikkelijke moment bereikt waarop de dood ons beter toeschijnt dan dat ons ondraaglijke lijden nog langer voortduurt.
Op 7 januari gelastte de regering Gapon de mars af te blazen. Overal in de stad werden plakkaten opgehangen waarop werd gewaarschuwd voor ‘resolute maatregelen’ tegen elke vorm van samenscholing op straat. Gorki zag de dreigende tragedie in de lucht hangen en trok met een delegatie van intellectuelen naar de kantoren van Witte en Mirski. Hun pogingen om de ministers met de demonstranten te laten onderhandelen bleef echter zonder resultaat. Maar de regering, die de illusie bleef koesteren dat ze Gapon kon sturen, bleef ervan overtuigd dat niet nodig zou zijn om geweld te gebruiken. Nicolaas achtte de kans op geweld zelfs zo gering dat hij de hoofdstad gewoon achter zich liet. Hij vertrok naar zijn paleis in Tsarskoje Selo voor een rustig weekeinde met wandelingen in de natuur en spelletjes domino. Maar de arbeiders waren al veel te vastbesloten om nog door verboden te worden ontmoedigd. Met een serie massabijeenkomsten zweepte Gapon hen op tot een hysterische staat van religieuze vervoering, waarbij hij gebruik maakte van alle oratorische trucs van een fundamentalistische prediker:
Gapon: Zullen de politie en soldaten ons durven te stoppen, kameraden?
Honderden stemmen tegelijk: Dat durven ze niet.
Gapon: Kameraden, we kunnen beter sterven voor onze eisen dan verder leven zoals we tot nu toe hebben geleefd.
Stemmen: We zullen sterven.
Gapon: Zweren jullie te zullen sterven?
Stemmen: Dat zweren we!
Gapon: Laat iedereen die dat zweert zijn hand opsteken…
En honderden mensen staken hun hand op en maakten met hun vingers het kruisteken.
Ondanks hun eigen angst bleven de arbeiders erop vertrouwen dat de tsaar hen wel zou ontvangen: ze zagen hem als een man van God en wisten dat ze voor een rechtvaardige zaak stonden. De soldaten zouden toch niet gaan schieten op een vreedzame demonstratie? Om het moreel van de demonstranten hoog te houden, werd zelfs gezegd dat er in het Winterpaleis verfrissingen voor hen zouden klaarstaan en dat er een parade georganiseerd ter ere van deze grootse gebeurtenis georganiseerd was.
De klokken van de kerken luidden en hun gouden koepels schitterden in de zon toen die zondagochtend lange rijen mensen over het ijs naar het stadscentrum trokken. Voorop liepen vrouwen en kinderen, gekleed in hun zondagse kleren. Zij liepen voorop om de soldaten van schieten te weerhouden. Aan de kop van de langste stoet liep de bebaarde Vader Gapon in een lange witte toog en met een crucifix in zijn hand. Achter hem werd een portret van de tsaar meegedragen en een groot wit spandoek met de woorden ‘Soldaten schieten niet op het volk!’ Rode vlaggen waren verboden.
Toen de stoet de Narvapoort naderde, werd hij plotseling door een eenheid van de cavalerie aangevallen. Sommige demonstranten vluchtten, maar anderen bleven doorlopen naar de infanterielinies, die hun geweren recht op hen gericht hielden. Er werden twee waarschuwingssalvo’s in de lucht gelost, waarna van dichtbij een derde salvo op de ongewapende menigte werd afgevuurd. Mensen schreeuwden en sloegen tegen de grond, maar de soldaten – nu zelf ook in paniek – bleven op de mensenmassa schieten. Veertig mensen werden gedood en honderden raakten gewond toen ze probeerden te vluchten. Gapon werd onder de voet gelopen. Hij stond weer op en keek vol ongeloof naar de slachting die rondom hem was aangericht. Mensen hoorden dat hij eindeloos de volgende woorden bleef herhalen: ‘Er is geen God meer. Er is geen tsaar.’
Soortgelijke slachtpartijen vonden elders in de stad plaats. Bijvoorbeeld bij de Troïtskibrug, vlakbij de Peter- en Paulsvesting, waar de demonstranten werden neergemaaid door geweervuur en neergesabeld door kozakken van de cavalerie. Gorki, die zich ook in de menigte bevond, herinnerde zich de dood van een arbeider:
De dragonder cirkelde om hem heen en zwaaide gillend als een vrouw met zijn sabel in de lucht […] Opeens boog hij zich naar onder […] en sloeg de man recht in zijn gezicht, waarbij hij hem van ogen tot kin openreet. Ik zie nog de opvallend opengesperde ogen van de arbeider voor me en […] het gezicht van de moordenaar, een blos van de kou en de opwinding op zijn wangen, zijn mond verstard in een grimas en de snorharen op zijn opgetrokken lip. Zwaaiend met de bevuilde lemmet slaakte hij nog een gil en spoog met een fluitend geluid van tussen zijn tanden naar de dode man.
Perplex en verward baanden de overlevenden zich een weg naar de Nevski Prospekt in een laatste, wanhopige poging het Paleisplein te bereiken. De stralende zon had op deze zondagmiddag meer wandelaars naar buiten gelokt dan gewoonlijk. Velen van hen zouden getuige zijn van de choquerende gebeurtenissen die volgden. Voor het paleis was een enorme batterij cavalerie en kanonnen opgesteld om te voorkomen dat de demonstranten het plein op konden komen. Maar de menigte, zo’n 60.000 man sterk, bleef maar aanzwellen, aangevuld door studenten en toeschouwers. Toen die het nieuws van de slachtpartijen hoorden, begonnen ze naar voren te dringen en de soldaten uit te jouwen. Sommige wachten van het Preobrazjenskiregiment hadden instructies gekregen de menigte bij het Aleksandrovskipark met behulp van zwepen en de platte kant van hun sabels te verspreiden. Maar toen dat niet lukte, maakten ook zij zich gereed om te schieten. Nadat de geweren op de demonstranten waren gericht, vielen die op hun knieën, namen hun pet af en sloegen een kruisteken. Opeens klonk er een trompetsignaal en schoten de soldaten op de menigte. Een jong meisje dat tegen een ijzeren hek was opgeklommen om het allemaal beter te kunnen zien, werd er door de kogelregen aan vastgenageld. Een kleine jongen die het was gelukt om het ruiterstandbeeld van vorst Przewalski te beklimmen, vloog na een artilleriesalvo door de lucht. Andere kinderen werden geraakt en vielen uit de bomen waar ze in waren geklommen.
Toen het schieten eindelijk ophield en de overlevenden om zich heen keken naar de dode en gewonde lichamen op de grond, was er een beslissend moment – het keerpunt van de hele revolutie – toen hun stemming ineens omsloeg van ongeloof in woede. ‘Ik zag het op de gezichten om me heen,’ herinnerde zich een bolsjewiek die zich in de menigte bevond, ‘en ik zag geen angst of paniek meer. Nee, de eerbiedige en bijna vrome uitdrukkingen waren veranderd in vijandige, zelfs hatelijke blikken. Ik zag die uitdrukking van haat en wraak op letterlijk elk gezicht: oud en jong, man en vrouw. De revolutie was nu echt geboren, en ze was geboren in de diepste kern, in de onderbuik van het volk.’ Op dat ene moment was de populaire mythe van ‘de Goede Tsaar’ die het regime eeuwenlang had ondersteund in één klap vernietigd. Het schieten was nog maar net voorbij, of een oude man zei al tegen een jongen van veertien, vol woede in zijn stem: ‘Onthoud houd dit, jongen, onthoud dit en zweer dat je de tsaar hiervoor zult laten boeten. Je hebt toch gezien hoeveel bloed hij heeft laten vloeien? Nou, zweer het dan, jongen, zweer het!’
Later op de dag, toen de zondagse wandelaars in paniek naar huis waren gesneld, trokken de arbeiders plunderend door de winkelstraten rond het Winterpaleis. Ze gooiden ruiten in, sloegen politieagenten in elkaar, gooiden stenen naar de soldaten en vielen de huizen van de welgestelden binnen. Toen het donker werd, hadden de menigten voor de Kazankathedraal barricaden opgeworpen van banken, telegraafpalen en buitgemaakt meubilair. In de arbeiderswijken werden nog meer barricaden opgericht. Bendes trokken rond op zoek naar drank en wapens. De straten waren tijdelijk in handen van het volk en de eerste rode vlaggen werden gehesen. Maar deze revolutionairen hadden geen leiders en tegen middernacht waren de meesten van hen weer naar huis gegaan.
Leesfragment Echtmedia.net. Copyright bij de auteur.
De uitgever over Tragedie van een volk