Begin jaren ’70 keken sommige undergroundstripmakers nog vreemd tegen hem aan. In hun ogen was Will Eisner ‘a suit’. Een zakenman, geen kunstenaar. Dertig jaar later geldt Eisner als een van de allergrootsten uit de stripgeschiedenis. De bedenker van The Spirit, pionier van de educatieve strip en gangmaker van de graphic novel overleed 3 januari dit jaar op 87-jarige leeftijd aan de complicaties na een openhartoperatie.
De biografie van Will Eisner leest als een Grote Amerikaanse Roman. Als zoon van Oostenrijks-Roemeense, joodse immigranten groeit hij begin jaren ’20 op in de arme wijken van New York. Vader Eisner werkt als decor- en huisschilder. In 1929 sleurt de beurskrach de Eisners samen met het gros van hun landgenoten mee in een draaikolk van armoede en onzekerheid. De jonge Will ziet zich gedwongen om geld bij te verdienen als krantenjongen. Zo maakt hij kennis met strips als Terry and the Pirates, Thimble Theatre en Krazy Kat. Zulk fraais wil de immigrantenzoon ook wel maken. Een studiebeurs voor de prestigieuze Art Students League helpt hem op weg.
In 1936 maakt Eisner zijn debuut als professioneel stripmaker in het tijdschrift Wow, What a Magazine! Samen met Wow-collega Jerry Iger begint Eisner de Eisner-Iger studio, waar hij samen met mensen als Bob Kane en Jack Kirby strips leert maken voor een groot aantal opdrachtgevers. Het is lopende-bandwerk voor pulpseries als Sheena en Hawks of the Sea. De werkdruk is hoog, om het tempo op te schroeven tekenen de studiomedewerkers soms op platen waarop de kaders al staan voorgedrukt. Eisner zal het op latere leeftijd allemaal nog eens lichtelijk geromantiseerd optekenen in het autobiografische The Dreamer.
Vier jaar later zegt Eisner zijn studio en de pulpstrips vaarwel. Hij kan bij een krantensyndicaat terecht met een eigen creatie, waarop hij – anders dan bij de studio – zelf het auteursrecht houdt: The Spirit. Beter nog: The Spirit wordt de naamgever voor een nieuwe wekelijkse bijlage bij de dagbladen, de directe voorloper van het hedendaagse Amerikaanse comic-formaat. Eisner tekent The Spirit in een voor die tijd baanbrekende stijl. Hij toont voluit zijn grafische talenten met inventieve plaatindelingen, suggestieve schaduwvlakken en imposante splash-pages (titelpagina’s). Eisners spectaculair getekende combinatie van slapstick en suspense slaat aan. Op het hoogtepunt van de roem van The Spirit lezen vijf miljoen lezers van twintig kranten wekelijks zijn avonturen.
Eind 1941 maakt Pearl Harbour een einde aan het Amerikaanse isolationisme. Eisner belandt als onderluitenant in het Pentagon. In de strijd tegen de nazi’s en hun bondgenoten zijn massa’s soldaten nodig, die moeten weten hoe ze met hun materieel moeten omspringen. Eisner begint met instructieve cartoons voor de legertijdschriften en laat later zijn sullige stripfiguur Joe Dope uitbeelden hoe je kunt voorkomen dat er mos in je geweer groeit. Na de oorlog keert Eisner terug naar The Spirit. Maar zijn ervaringen met instructiestrips in het leger laten hem niet los. De strip als educatief medium zou wel eens een money maker kunnen zijn. In 1948 richt Eisner daarom de American Visuals Corporation op, in 1951 stopt hij met The Spirit. Honderden educatieve strips voor het onderwijs, het bedrijfsleven en het leger zorgen voor een prettig belegde boterham.
Zo is Eisner begin jaren ’70 dus een suit in de ogen van undergroundauteurs als Denis Kitchen en Art Spiegelman, met wie de geslaagde zakenman op stripbeurzen in contact komt. Het ‘pak’ is echter gecharmeerd van de langharige, jeugdige overmoed. Misschien heeft de nieuwe generatie wel gelijk? Misschien is de tijd rijp voor de strip als kunstvorm? Eisner besluit het te proberen. Los van een studio, als zelfstandig stripmaker, alleen gebonden aan zijn eigen visie, gaat hij aan de slag. Het resultaat verschijnt in 1978 onder de titel A Contract With God. Korte verhalen in zwart-wit over de relatie tussen mens en Opperwezen. Een artistieke vertaling van Eisners eigen achtergrond als stadsbewoner, als jood, als kunstenaar, als mens. Eisner noemt het boek zelfbewust een graphic novel en zal het jaarlijks van opvolgers blijven voorzien. Life on Another Planet, Dropsie Avenue, To the Heart of the Storm, The Name of the Game, de lijst is indrukwekkend lang.
Medio jaren ’80 groeit Eisner uit tot een van de grand old men van het beeldverhaal. Gretig laat hij jong talent van zijn kennis en kunde profiteren. Hij geeft striptekenles aan de Newyorkse School of Visual Arts en publiceert een baanbrekend boek over het maken van strips: Comics and Sequential Art (1985), later omgewerkt tot Graphic Storytelling (1996). Onvermoeibaar zet hij zich in als promotor van wat hij – met alweer een nieuwe, opvallende term – sequential art noemt. Oftewel kwaliteitsstrips, naar Eisners idee dé aangewezen kunstvorm in een tijd van new literacy (zie Eisners essay in ZozoLala 93, red.). Als auteur heeft hij dan ongeveer elke denkbare prijs op stripgebied op zijn naam gebracht – en is zelfs een belangrijke Amerikaanse stripprijs naar hem vernoemd, de Eisner Award.
Vlak voor zijn hartoperatie rondt Will Eisner zijn – naar nu blijkt – laatste graphic novel af: The Plot, over de beruchte antisemitische mythe rond de protocollen van de Ouderen van Zion, in mei te verschijnen bij W.W. Norton & Company. Hij is in het harnas gestorven, de tekenpen bijna nog in de hand. Van krantenjongen tot Eisner Award. De Great American graphic novel volgens Will Eisner.
Will Eisner op internet: www.willeisner.com
Gepubliceerd in ZozoLala (2005)
Spreekt deze tekst je aan?
Dan lees je mogelijk ook graag: