Bryan Talbot woont in Wonderland
Lost Girls. Dus wat doet de Britse stripmaker Bryan Talbot? Hij voegt er deze maand doodleuk nog een titel aan toe: Alice in Sunderland. Een duizelingwekkende ‘droomdocumentaire’ over het wonderlijke amalgaam van feiten, mythen en fictie, dat iedereen voor waar aanneemt. De menselijke geschiedenis omgetoverd tot één groot Wonderland.
Alice in Wonderland is zo ongeveer het beroemdste kinderboek ter wereld. Honderden toneelstukken, boeken en films zijn erop gebaseerd, waaronder afgelopen najaar nog de monumentale, zéér vrije stripbewerkingBryan Talbot (1952) is niet de eerste de beste. Sommigen zien in hem een soort Britse Peter Pontiac, vanwege zijn virtuoze, extreem gedetailleerde tekenstijl, zijn rebelse thema’s en zijn naar wietwalmen geurende verleden. Maar de vijftiger wordt ook wel de Stanley Kubrick van de Britse strip genoemd. Hij werkt jáááren aan zijn strips, maar als zijn boeken eindelijk verschijnen liegen ze er niet om (zie kader). Zowel de grafische als de thematische ambitie zijn af te lezen aan Alice in Sunderland. Talbot noemt zijn nieuwste boek een ‘droomdocumentaire’: een rijkgeschakeerde strip, waarin digitaal bewerkte foto’s naadloos overlopen in EC comics-achtige horrortekeningen en de klassieke Alice-illustraties van sir John Tenniell soepeltjes overgaan in de klare lijn van Hergé.
Het begon allemaal toen docente culturele studies Mary Talbot een nieuwe baan kreeg en ging verhuizen. Echtgenoot Bryan aarzelde geen seconde, glipte haar achterna en schrok na een eindeloos lijkende reis – plotseling, bons, bons – wakker… in Sunderland. Een stad aan de noordoostelijke kust van Engeland, net onder Newcastle.
Je boek heet Alice in Sunderland. Wat hebben Wonderland en Sunderland met elkaar te maken, volgens jou?
„De stad doet op het eerste gezicht niet echt aan Wonderland denken, dat geef ik meteen toe. Ik bedoel, Wonderland is een gedroomde plaats, waar alles surreëel is. Maar er is heel wat dat suggereert dat schrijver Lewis Carroll de naam Wonderland heeft afgeleid van Sunderland. Hij was dol op woordspelletjes. En hij kende Sunderland goed. Dertig, veertig jaar lang is hij zijn oom en zijn neefjes in Whitburn, drie kilometer ten noorden van Sunderland, komen opzoeken. Ze gingen dan vaak in Sunderland winkelen, naar het theater of naar de haven. Bovendien woonde Carrolls zus in de stad, die was hier met de plaatselijke dominee getrouwd. Carroll zocht haar ook geregeld op, hoewel minder vaak dan zijn oom, die hem persoonlijk beter lag. Hij schreef het beroemde gedicht Jabberwocky uit zijn tweede Alice-boek Through the Looking Glass hier in het noorden. Alice in Wonderland heette eerst Alice’s Adventures Under Ground. Toen Lewis Carroll voor het eerst overwoog de titel te veranderen, vroeg hij de toneelschrijver Tom Tyler wat hij daarvan vond. Tyler kwam uit Sunderland. Hij is de auteur van Our American Cousin, het toneelstuk dat Abraham Lincoln bezocht toen hij werd neergeschoten. Hij was ook de man die Lewis Carroll en tekenaar John Tenniell met elkaar in contact bracht: misschien wel de beste tandem uit de wereldliteratuur. Wonderland was in die tijd bovendien geen bekende naam. Carroll heeft het zelf bedacht… en hij kende Sunderland. Dus dan is het nog maar een kleine stap.”
Sunderland is een industriestad. Eigenlijk helemaal geen Wonderland, of wel?
„Lewis Carroll kwam hier midden 19e eeuw. Toen was Sunderland de grootste scheepswerf ter wereld. Dat was nog in de tijd van de houten schepen. Er zijn beschrijvingen die de rivier hier benoemen als “een woud van scheepsmasten”. Andere delen van Sunderland zijn helemaal niet zo industrieel. Aan zee oogt de stad eigenlijk meer als een badplaats. Lewis Carroll ging vaak langs de kust lopen en dan kwam hij onderweg van Whitburn naar Sunderland langs een grote grot in de cliff, die bekend staat als Spottee’s hole. Over die grot doen allerlei wonderlijke verhalen de ronde. Dat hij wel een mijl doorloopt tot aan het kasteel van Hylton, bijvoorbeeld. Alice in Wonderland begint met een afdaling in een konijnenhol…”
De inspiratiebron voor Alice’ konijnenhol. Ik neem aan dat daar in de zomer busladingen toeristen staan te wachten?
„Nou, dat valt wel mee. De grot is zo’n halve eeuw geleden dichtgemetseld. Het was er niet veilig. Dus je kunt er niet meer in. Je kunt nog wel zien waar hij was, dat wel… (lacht)
Maar Lewis Carroll ging dus vaak naar Whitburn. Behalve zijn neefjes woonde ook sir Hedworth Williamson daar. Hij was een neef van Alice Lidell (het meisje voor wie Lewis Carroll Alice in Wonderland schreef, red.). Lewis Carroll kende Alice’ neef eerder dan Alice zelf; haar ontmoette hij pas later in Oxford. Hij zocht Williamson op in zijn landhuis Whitburn Hall, waar ze crocket speelden op het grasveld (net als in het boek, red.). Hedworth Williamson had niet zulke goede ogen. Dus hij is de man die op het landgoed witte konijnen heeft laten uitzetten, zodat hij ze tijdens de jacht beter kon raken. (lacht) In de tuinen van Whitburn Hall barstte het van de witte konijnen.”
Je vertelt het alsof het allemaal met elkaar te maken heeft. Het ene detail leidt vanzelf naar het andere…
„Ja, dat is ook wat ik doe in het boek: ik leg verbanden. De Liddells hadden veel banden met deze regio. Zo is ook Alice’ vader hier opgegroeid. Lewis Carroll was dol op zijn oom en neefjes in Whitburn. De lange vakanties in Oxford, die bijna een halfjaar duurden, verdeelde hij normaal gesproken tussen bezoekjes aan zijn ouderlijk huis in Croft, zo’n veertig kilometer ten zuiden van Sunderland, en Whitburn. Hij is daar veel geweest.”
En nu woon je zelf in Sunderland. Negen jaar alweer. Weet je nog wat je eerste indruk was van de stad?
„Net als iedereen verwachtte ik dat Sunderland een sombere industriestad zou zijn. Maar ik ontdekte al snel dat het hier eigenlijk heel aangenaam is. We wonen hier midden in het centrum, vlak naast een groot Victoriaans park. Door de zee is de lucht hier altijd fris. Er is hier bijna geen luchtvervuiling. Een buurman van ons had al zijn leven lang astma voordat hij naar Sunderland verhuisde. Toen hij hier drie maanden woonde, had hij bijna geen last meer.”
Wanneer realiseerde je je voor het eerst dat er een verhaal in de stad zat?
„Ik wilde al twintig jaar lang iets doen met Alice. Een van mijn allereerste strips was From Here to Infinity, een korte, vrije stripbewerking van Through the Looking Glass. Ooit wilde ik daar nog eens op voortborduren, want Alice is toch de moeder aller psychedelische avonturenverhalen, een genre dat me erg aanspreekt (zie Talbots stripbundel Brainstorm, red.). Het verhaal begint met een trip, dan barst het avontuur los en tegen het einde wordt alles weer normaal. Maar ik vond nooit een juiste invalshoek.
Kort nadat we naar Sunderland waren verhuisd, ontdekte ik hier in het museum – in het park vlakbij ons huis – het hoofd van een opgezette walrus. De eerste walrus die Lewis Carroll ooit heeft gezien (en die hij later zou opvoeren in zijn werk, red.).”
Hoe weet je dat Carroll die walrus heeft gezien?
„Dat is bekend. Het staat vast dat hij hem heeft gezien zo’n twee jaar nadat hij het gedicht De walrus en de timmerman had geschreven (uit Through the Looking Glass, red.). Maar het bizarre is: de man die de walrus naar Sunderland heeft gehaald, was een kapitein, een zekere Joseph Wiggins. Hij had hem meegenomen uit Siberië. Dat beest had jarenlang bij hem thuis gestaan, bij de haven, voordat hij het schonk aan het museum. Zijn huis lag vlak naast de kantoren van de oom van Lewis Carroll, waar Lewis hem weleens opzocht. Carroll kende Wiggins. Dus het is heel waarschijnlijk dat hij die walrus al jaren eerder bij kapitein Wiggins thuis heeft gezien. Dat was de eerste keer dat er bij mij een lichtje ging branden over Carrolls banden met Sunderland.
Toen kwam ik in de boekhandel een lokale uitgave tegen: A Town Like Alice’s van Michael Bute. Dat gaat helemaal over Carrolls banden met Sunderland. Ik heb het boek gelezen en daarna contact gezocht met de schrijver. Michael heeft een bijna encyclopedische kennis van de biografie van Lewis Carroll en de geschiedenis van Sunderland. Daar heb ik tijdens het maken van Alice in Sunderland ontzettend veel aan gehad.”
Dus eigenlijk is het vreemd dat veel mensen Alice in Wonderland nog steeds associëren met Oxford en niet met Sunderland?
„Eigenlijk wel. In Oxford doen de mensen daar natuurlijk ook hun uiterste best voor. Het grootste deel van Lewis Carrolls geschiedenis in het noordoosten hebben ze gewoon gecensureerd, daar in Oxford. Maar Lewis Caroll was toch echt een zoon van het noorden. De wortels van Wonderland liggen hier. Zo is het gedicht Jabberwocky geïnspireerd op twee drakenlegendes, die Lewis Carroll in zijn jeugd ongetwijfeld heeft gehoord: de legende van de Lambton Worm, een van de beroemdste drakenlegenden van Engeland, en het verhaal van de Sockburn Worm. Het kromzwaard waarmee de Sockburn Worm werd geveld, werd tot 1828 in Croft ceremonieel overhandigd aan elke nieuwe bisschop van Durham – bij de brug naast de predikantswoning, waar de Carrolls woonden. Carroll heeft daar ongetwijfeld over horen vertellen. Tegenwoordig ligt het zwaard in het museum van Durham. De man die de Sockburn Worm versloeg, was sir John Conyers. Die ligt weer begraven in Devington op het kerkhof van de kerk waar de grootvader van Alice Liddell dominee was. Conyers was ooit de heer van Beamish, een vallei ten noorden van Sunderland. En wanneer Humpty en Dumpty in Through the Looking Glass het gedicht Jabberwocky verklaren aan Alice, leggen ze niet uit wat ‘beamish’ is, omdat Alice al weet dat dat bij Sunderland ligt. Sir John Conyers was de ‘beamish boy’ (een letterlijke verwijzing naar Jabberwocky, red.). Later werd Beamish zelfs eigendom van de familie Liddell. Het wemelt van dat soort verbanden.”
Het is duidelijk dat je veel onderzoek hebt gedaan naar Alice in Wonderland. Kijk je nu, na al dat onderzoek, anders tegen Lewis Carrolls boek aan?
„Niet tegen het boek, wel tegen Carroll zelf. Net als iedereen stond ik, toen ik er nog niet zoveel vanaf wist, een beetje wantrouwend tegenover de motieven van Lewis Carroll. Veel mensen zien hem als een pedofiel en denken dat hij alleen maar gelukkig was in het gezelschap van kleine meisjes en dat soort dingen. Nu ik me er echt in heb verdiept – en het leek soms bijna een bloody promotieonderzoek – is het mij duidelijk geworden dat dat echt onzin is.
Het komt hoofdzakelijk door zijn eerste biografie, Life and Letters of Lewis Carroll, geschreven door zijn neef Stuart Dodgson Collingwood. Die kwam uit in 1898, nog geen jaar na Carrolls dood, toen Alice in Wonderland enorm populair was. De familie probeerde hem af te schilderen als een heilige, als iemand zonder seksleven, iemand die alleen gelukkig was in de buurt van kinderen, en dergelijke. Dat was nog voor Freud, in een tijd waarin mensen deden alsof pedofilie niet bestond.
Pas zestig jaar na het verschijnen van Collingwoods boek werd het dagboek van Lewis Carroll openbaar. Dat is nu te lezen voor iedereen die de moeite neemt het te gaan inzien in de British Library. Veel mensen die boeken over Carroll schreven, namen die moeite niet, maar vertrouwden liever op Collingwoods biografie. Zijn boek bleef het grootste deel van de 20e eeuw de belangrijkste bron over Carroll. Het is nog niet zo lang geleden dat wetenschappers bewust andere bronnen hebben opgezocht en hem in een nieuw licht zijn gaan zien.
Dat blijkt ook duidelijk uit mijn boek: Carroll was geen verlegen, nerdy wiskundige. Hij was juist een sociaal dier. De actrice Ellen Terry, de koningin van het Victoriaanse theater, was een van zijn beste vriendinnen. Hij trok op met schilders als Rosetti, de prerafaëlieten en Millais. Hij had een hele vriendenkring in Londen. Hij was absoluut geen verlegen kluizenaar die het hele jaar alleen maar in Oxford zat. Hij trok het hele land door. Hij was levenslustig, altijd in voor een geintje. Dat is me tijdens mijn onderzoek absoluut duidelijk geworden.”
Je noemt je boek een ‘droomdocumentaire’. Dat roept meteen beelden op van associatieve documentaires, beeldgedichten zonder duidelijke verhaallijn, zoals de filmklassieker Berlin. Die Sinfonie der Grosstadt. Hoe ben je erin geslaagd structuur in je verhaal aan te brengen?
„Al zo’n twintig jaar lang wilde ik een stripverhaal maken over een opvoering. Iets wat op een toneel speelde. Met Alice kon ik er eindelijk wat mee. De achtergrond van het boek is het theater hier in Sunderland, de Sunderland Empire. Dat is een Edwardiaans palace of varieties, een enorme bak, het grootste theater tussen Manchester en Edinburgh. Toen ik op het idee kwam daar eens te gaan kijken, was ik meteen verkocht. Het is een ongelooflijk gebouw, een perfecte metafoor voor wat ik wilde vertellen.
Ikzelf speel drie rollen in Alice in Sunderland: de Plebejer, een soort aan lager wal geraakte versie van mezelf, het Podiumdier, de man op de planken, en de Pelgrim, die wandelt door Sunderland en zo de verhalen op een natuurlijke wijze met elkaar verbindt. Het boek heeft de vorm van een theaterstuk, compleet met een pauze in het midden, een theatrale finale en een toegift.”
Wat sprak je aan in dat idee van een theaterstuk als uitgangspunt voor een strip?
„Het leent zich erg goed voor dingen waar strips geknipt voor zijn. Want als stripmaker ben ik absoluut niet gebonden aan het toneel. Integendeel, je kunt iets ter sprake brengen en dan kun je vanaf dat punt overal heen gaan. Op gegeven moment, voorin het boek, beginnen we ergens midden in de kosmos. Van daaruit zoomen we in op het noordoosten van Engeland, op Sunderland, op het theater. In strips kun je zo heel makkelijk van het ene punt naar het andere springen. Je kunt enorme sprongen maken. Zolang de teksten en de visuele thema’s maar logisch blijven, werkt dat prima.
Ik bedoel, als er iets geslaagd is aan mijn boek, dan is het de structuur ervan. Daar ben ik erg tevreden over. Het maakte het mogelijk dat ik al die verhalen met elkaar kon verweven, zonder gezochte overgangen te hoeven gebruiken. Ik heb er wel twaalf weken op zitten puzzelen, alleen op die structuur, met drie aan elkaar geplakte vellen A3-papier tegen de muur om het overzicht te behouden. Toen pas kon ik beginnen met schrijven.
Ik vertel het verhaal van Sunderland in de vorm van een wandeling van mijn huis naar Whitburn, waar Carroll logeerde. De geschiedenis vloeit heel vanzelfsprekend voort uit de plekken waar ik langskom. Het is zomaar een wandeling van die persoon, hij loopt niet speciaal ergens heen. Maar in feite is dat het verhaal van Carroll, afgewisseld in sepiatonen met dat van Alice Liddell. Al die dingen zijn met elkaar verweven.
Maar ik ga ook ver terug in de tijd, naar de ‘eerbiedwaardige’ Bede, de grondlegger van de Britse geschiedenis. Hij was een monnik, de man die de eerste omvattende geschiedenis van Engeland schreef, als het ware de uitvinder van de Britse identiteit. Hij leefde en werkte in de zevende eeuw na Christus, maar zijn werk is nog steeds in druk. Bede woonde op nog geen kilometer afstand van ons huis. Dus in die zin is Sunderland zelfs de bakermat van het Engelse bewustzijn.”
Zo’n boek over de historische achtergronden van je woonplaats doet sterk denken aan de roman Voice of the Fire van Alan Moore. Daarin beschrijft hij typische inwoners van zijn geboortestad Northampton door de eeuwen heen.
„Dat klopt, hoewel het in sommige opzichten toch ook heel anders is. In mijn boek staan de historische verhalen niet op zich, maar lopen ze door elkaar. Bovendien is Moores boek fictie en dat van mij non-fictie. Maar los daarvan was Voice of the Fire inderdaad een inspiratiebron voor Alice in Sunderland. Want net als Alan Moore vertel ik over mijn woonplaats en probeer ik de magie van de plek naar boven te krijgen.”
Je boek maakt duidelijk dat fictie en werkelijkheid in elkaars staart bijten. Dat de geschiedenis lijkt op één groot Wonderland, waarin alles verandert afhankelijk van het perspectief dat je kiest.
„Maar dat is de manier waarop verhalen, mythen, geschiedenis en het menselijke bewustzijn functioneren. De man die ons huis hier heeft gebouwd, tevens de eerste bewoner ervan, was een Quaker. Hij was hier vijfentwintig jaar lang gemeenteraadslid in Sunderland. Als raadslid kende hij ongetwijfeld Hedworth Williamson, Alice’ neef. Maar ook Lewis Carrolls oom, omdat die net als hij lid was van de River Wear Commission hier. En zo nog wat mensen die banden hadden met Carroll en de Liddells. (grinnikt) Hij kende ze allemaal. Noem het toeval.”
De komende maanden zijn er exposities van Alice in Sunderland in het Cartoon Museum in Londen en de Gallery of Contemporary Art in Sunderland. Voor precieze data, locaties en meer nieuws over Bryan Talbot zie: www.bryan-talbot.com.
Gepubliceerd in ZozoLala 152 (2007)
Boegbeeld
In ruim drie decennia stripmaken heeft Bryan Talbot misschien niet veel boeken op zijn naam gebracht, toch is hij een van de boegbeelden van de Britse strip.
Begin jaren ’70 debuteert Bryan Talbot met stoned volgekriebelde strips over de ‘psychonaut’ Chester P. Hackenbush. Undergroundcomics in optima forma, waarin bijna geen pagina voorkomt zonder vette joint of hoekig marihuanablad (na te lezen in de bundel Brainstorm). Als hij in 1982 zijn ergste roes heeft uitgeslapen, komt Talbot met de spijkerharde ruimterebel Luther Arkwright. Arkwright moet zich weren tegen allerlei totalitaire krachten. Talbots rauwe verhaal en intense pentekeningen beïnvloeden een hele generatie aanstormende Britse stripmakers, onder wie Neil Gaiman en Alan Moore. Daarna richt Talbot zich op allerlei kortere strips voor The Sandman en het stripblad 2000 AD. Ook werkt hij enkele jaren voor een reclamebureau en British Aerospace. In 1995 kruipt het bloed echter weer waar het niet gaan kan. Dan verrast Talbot zijn lezers – en die van ‘fluffy bunny’-kinderboekenschrijfster Beatrix Potter – door Potters gemoedelijke dierenwereld als uitgangspunt te kiezen voor een aangrijpend verhaal over een jonge vrouw op de vlucht voor haar incestverleden. De dwingende verhaallijn, Potters schattige diertjes en Talbots fraaie beelden van het Lake District maken dit The Tale of One Bad Rat tot een strip die je niet licht vergeet. Een kleine zes jaar daarna blaast Talbot Luther Arkwright nieuw leven in. Hij gooit alle remmen los en schildert een apocalyptische sciencefictionversie van Victoriaans Engeland, die zich kan meten met de meest absurdistische gedachtekronkels van de ongeremde stripsjamaan Jodorowsky: Heart of the Empire. Met Alice in Wonderland verkent Talbot in 2007 een nieuw genre: de getekende droomdocumentaire.
Spreekt deze tekst je aan? Dan lees je mogelijk ook graag: