Midden jaren ’40 wil Maurice de Bevere niets liever dan voor de animatiestudio’s van Walt Disney werken. Zestig jaar later is zijn Lucky Luke net zo’n internationale beroemdheid als Disneys Donald Duck.
Zijn leven lang kijkt De Bevere (1923-2001) reikhalzend naar de overkant van de oceaan. De Lucky Luke-strips ondertekent hij met het pseudoniem Morris: ‘Maurice’ zoals de Amerikanen het uitspreken. In 1948 wordt zijn droom werkelijkheid. Dan reist hij samen met Jijé en Franquin naar de VS en Mexico, gebieden waar hij later op papier nog vaak naar zal terugkeren. Hij blijft er wonen tot 1955 en belandt op de redactie van het satirische stripblad MAD, waar hij de comics-legenden Harvey Kurtzman, Jack Davis en zijn latere scenarist René Goscinny leert kennen. Vanuit de VS stuurt hij zijn platen van Lucky Luke naar de Robbedoes-redactie in Brussel.
Samen met Goscinny werkt hij de wereld van de cowboy die sneller schiet dan zijn schaduw uit tot een geheel eigen universum. Een papieren lachspiegel vol verlopen filmhelden, afgekloven westernclichés en onverzadigbare aasgieren: even krankzinnig als MAD en geloofwaardig als Carl Barks’ Duckstad. Samen met groteske figuren als Rataplan en natuurlijk de Daltons vertoont Lucky Luke vanaf 1971 zijn droogkomische kunsten ook op film en tv. De success story van Morris is daarmee compleet: zelfs na zijn overlijden in 2001 is zijn poor lonesome cowboy nog geenszins voorgoed achter de horizon verdwenen.