De Egyptische koortsdroom van Milan Hulsing
Waar is Milan Hulsing gebleven? In Caïro, waar hij alweer bijna vijf jaar woont en werkt aan ‘Stad van klei’, een ambitieuze bewerking van een roman van Mohamed el-Bisatie die deze winter verschijnt. Toon Dohmen schafte een headset aan en skypte met de Egyptische hoofdstad.
“Wacht, ik ga even een trui halen.” Milan Hulsing mag dan op het eiland Zamalek midden in Caïro wonen, dat betekent niet dat hij elke avond met blote bast nippend aan een koel glas guavesap de zon boven de Nijl ziet ondergaan. Het leven in de Noord-Afrikaanse miljoenenstad voldoet niet altijd aan het beeld dat wij er in Europa graag bij bedenken. Dat is Hulsing volstrekt duidelijk sinds hij in 2005 samen met zijn vriendin en hun (dan nog) enige kind voet zette op Egyptische bodem. “Ik was als zeventienjarige al wel eens in Caïro geweest, maar hier wonen is natuurlijk wel even wat anders,” vertelt hij. “Het eerste jaar was ik nogal overwhelmed. Het is zo’n onwijs drukke stad. Overal is lawaai, er lopen kippen en geiten rond, er ligt troep op straat. Je hebt bijvoorbeeld ook niet echt stoepen hier. Hier en daar is wel een poging gedaan een stoep te maken. Maar die worden dan vervolgens omgebouwd tot winkeltjes, of mensen parkeren er hun auto. Dus je loopt vaak gewoon midden op straat, met overal getoeter om je heen. Maar daar wen je aan, net zoals ik bijvoorbeeld nu de moskee niet meer hoor. Het is eigenlijk net zoals wanneer je in Nederland in de buurt van een kerk gaat wonen: de eerste week heb je daar last van, daarna hoor je de kerkklokken niet meer. Je ontwikkelt een soort filters. Zo werken je zintuigen. Je focust op wat je nodig hebt en de rest registreer je niet echt meer.”
Bedwelmend
De Amsterdamse stripmaker, bekend van ‘Wat Fred niet wist’ en ‘Operatie Hanuman’, belandde in Caïro in het kielzog van zijn vriendin Tessa, die er een staffunctie bij de Nederlandse ambassade kreeg. Na een kleine vijf jaar Egypte vinden ze het bijna jammer dat ze komend najaar weer naar Nederland zullen teruggaan. Hulsing verzucht: “We kennen hier inmiddels veel mensen, ex-pats en Egyptenaren. Ik weet zeker dat we hier nog geregeld zullen terugkeren.” Niet verbazingwekkend dus dat Milan Hulsing de indrukken van zijn dierbare gastland graag wilde opnemen in zijn werk. Op aanraden van Tessa las hij een Engelse vertaling van een recent boek van Mohamed el-Bisatie (1937). Dit ‘Over the Bridge’ is een bedwelmende vertelling over de rijksambtenaar Salem die papieren vervalst om de overheid te tillen. Salem verzint het denkbeeldige stadje Khaldiya, waar zogenaamd net een nieuw politiebureau is geopend. De ambtenaar stelt eigenhandig de loonlijst van het bureau op en laat een stroman bij de bank het geld innen. Al gauw schrijft de ‘commissaris’ rapporten met verzoeken om meer geld. Salem gaat zo in zijn hersenspinsels op dat hij steeds meer moeite heeft om feiten en fictie uit elkaar te houden. Hulsing: “Ik heb het boek drie jaar geleden gelezen. Ik had al wat andere Egyptische schrijvers geprobeerd, maar bij ‘Over the Bridge’ wist ik meteen: dit wil ik bewerken.”
Uitdaging
Hij noemt zijn strip nadrukkelijk een bewerking, geen letterlijke verstripping. El-Bisaties roman leest als een ingetogen verhalenbundel, met korte, heldere zinnen en hele woestijnvlakten aan interpretatieruimte tussen de regels. ‘Stad van klei’ is daarentegen eerder een razende koortsdroom, boordevol actie en expressionistische beelden. “Dat was zeker een uitdaging voor me,” zegt Hulsing. “El-Bisatie heeft een heel ongedwongen manier van schrijven. Hij formuleert het allemaal wel heel precies, denk ik, toch krijg je als lezer van ‘Over the Bridge’ de indruk dat iemand een handvol zinnen de lucht in heeft gegooid, die vervolgens op papier zijn neergedwarreld. Hij laat heel veel ruimte open voor interpretatie, ook qua plot. El-Bisatie is hoofdzakelijk bekend van zijn korte, sociaal geëngageerde verhalen uit de jaren zestig, die vaak helemaal geen hoofdpersoon hebben. Het zijn vooral dorpsbeschrijvingen of verhalen over mensen zonder naam. Voor zijn doen is ‘Over the Bridge’ een behoorlijk samenhangende karakterstudie, iets nieuws op z’n oude dag. Wat dat betreft vind ik de periode waarin El-Bisatie als zeventiger zit heel interessant. Hij schrijft nu heel veel, er komen veel boeken van hem uit. Ik vind dat altijd een boeiend moment in het leven van een kunstenaar: wanneer hij zo veel fasen heeft doorlopen dat hij het op een gegeven moment allemaal wel weet. Hij wil nu gewoon een verhaal eruit rammen, weet je wel. Met een heel losse structuur. Volgens mij dacht hij op een gegeven moment gewoon: en nu is het verhaal klaar. Net zoals Woody Allen in ‘Deconstructing Harry’. Hij heeft nu zo’n virtuositeit bereikt, dat hij wegkomt met een in sommige opzichten gemankeerde vorm.”
Lanterfanten
Tijdens het lezen van ‘Over the Bridge’ krijgt Hulsing al meteen enkele sleutelscènes op zijn netvlies, vertelt hij. Hij ziet de hoofdpersonen Salem en Younis zo voor zich door Caïro lopen. Beetje slenteren, beetje lanterfanten, onder het genot van een waterpijp wat kletsen op een terrasje. Oftewel het straatleven in de stad zoals hij dat met Egyptische vrienden ook graag opzoekt. “Daarnaast is er natuurlijk die vermenging van fictie en realiteit,” zegt Hulsing. “Het creatieve aspect. Dingen verzinnen. Salem ontdekt een soort talent waar hij van geniet. Hij boetseert uiteindelijk een uitgebreid model van die stad die niet bestaat. Daar komt een raar soort genot bij kijken, bijna een dwangneurose. Dat is een thema dat je bijvoorbeeld ook ziet in George Orwells ‘1984’. Orwells hoofdpersoon Winston zit op een ministerie om de geschiedenis te herschrijven naar de nieuwste politieke inzichten. Hele archieven moeten continu bijgewerkt worden. Winston doet dat met veel plezier, want het is een soort creatieve daad. Hij mag verhalen verzinnen en opschrijven. Eigenlijk is hij daar heel blij mee. Dat boeit me ook bij Salem.”
Zwart
De ondeugende ambtenaar Salem weet de mondhoeken van de lezer geregeld omhoog te krijgen. Zo listig is hij zijn superieuren te slim af, zo potsierlijk hanteren de autoriteiten in zijn denkbeeldige stad van klei de botte bijl. El-Bisatie is niet vies van zwarte humor, vertelt Hulsing met hoorbaar genoegen: “Er staan ontzettend humoristische scènes in. Dat was zeker ook een reden waarom ik zin kreeg zijn boek te bewerken. Het is niet zozeer hardop lachen, eerder rake spot. Neem de politie-inspecteur uit de stad van klei, die een soort onmogelijke crush heeft op een volkse meid. Hij pakt haar man op en smijt hem zonder proces in de gevangenis. Door de man vervolgens vrij te laten, denkt hij zijn eigen kansen bij haar te vergroten. Dat is zo’n scherpe typering van hoe zo iemand denkt: boven elke realiteit verheven.”
Antennes
Opvallend aan ‘Over the Bridge’ is dat nergens precies duidelijk wordt in welke tijd het verhaal speelt. Hulsing: “El-Bisatie laat het nadrukkelijk in het midden. Hij heeft het bijvoorbeeld over antennes op de daken en niet over schotels. Ik heb begrepen dat het voor dissidente, kritische schrijvers een veiligheidsdingetje is om het eventueel in de tijd van Nasser te laten spelen. De socialist Nasser is fair game, nu Mubarak aan de macht is. ‘Over the Bridge’ laat mooi zien welke mate van kritiek hier nog mogelijk is. Om je een idee te geven: de eerste graphic novel die hier een paar jaar geleden uitwam, ‘Metro’ van Magdy el-Shafee, is verboden. Dus het is interessant te zien hoe ver je kunt gaan. Wat je niet kunt doen, is op de man spelen. Wat wel kan, is in meer algemene termen, zoals in ‘Over the Bridge’, dingen aankaarten. Overigens heb ik het niet per se op de Egyptische overheid gemunt. Mijn strip had net zo goed in Zuid-Amerika kunnen spelen. Of in Nederland. Want ook daar heb je spookrekeningen van ondernemers die de overheid allerlei facturen door de strot duwen. Denk maar aan de bouwfraude van een paar jaar terug. Maar het is makkelijker het verhaal in Egypte te situeren, omdat het hier vrij openlijk gebeurt. In Caïro speelt het wat meer achter de schermen, maar in stadjes als Khaldiya merk je vrij snel dat het een grote corrupte politiebende is hier, en dat iedereen dat maar te slikken heeft.”
Mijlpaal
Hulsing heeft zijn strip met nerveuze zwart-wit penseelstreken op papier gesmeten, en daar vervolgens kleurfilters overheen gezet. Het is een dynamische grafische benadering die sterk herinnert aan Pascal Rabatés vuistdikke strip ‘Ibicus’, die bovendien ook gaat over een schlemielig burgermannetje dat vergeefs de realiteit naar zijn hand probeert te zetten. Hulsing: “Ja, naast Egyptische films, komedies met Ismail Yasin of Adel Imam, is ‘Ibicus’ de grote inspiratiebron voor ‘Stad van klei’. Rabaté weet zo’n vaart op te roepen in zijn strip en durft tegelijk zijn verhaal zo uitgesponnen te vertellen. Hij weet bovendien effectief het midden te houden tussen realisme en een karikaturale benadering. ‘Ibicus’ is meeslepend en ademt tegelijk rust door het gebruik van niet-functionele plaatjes om een tijdsverloop neer te zetten. Voor mij is het echt een mijlpaal in de stripgeschiedenis.”
Stof
Rabatés expressief gepenseelde beelden doen Milan Hulsing ook aan zijn huidige omgeving denken: “Ik vind het meesterlijk hoe hij de details durft los te laten. Zijn contrast tussen licht en donker, dat is heerlijk om je hier door te laten inspireren. Omdat je hier ook al die verschillende moods hebt. Deze week hebben we nog twee dagen lang een zandstorm over ons heen gehad. Dan heb je een totaal verwaterd licht. Soms met bijna overbelichte stukken. Prachtig. Alleen loop je daarna wel ontzettend te boenen. Want dan ligt er overal in je huis een dikke laag stof.’
Gepubliceerd in Stripgids 23 (2011)