Hoe ziet een goed stripverhaal eruit? Die vraag staat al veertig jaar lang centraal op het stripatelier van de Académie Saint-Luc.
‘Het Saint-Luc’ is onder stripliefhebbers een begrip. Bekende namen als François Schuiten, Andreas, Yslaire, Sokal, André Geerts en Yves Swolfs kregen er les van mensen als Eddy Paape en Claude Renard. Het Saint-Luc in Brussel maakt deel uit van de E.R.G.: de ‘École de Recherche Graphique’, een kunstopleiding die uiteenvalt in de aandachtsgebieden Kunst, Narratie en Communicatie. Samen met animatiefilm en illustratie vormt strip onderdeel van de grafische tak van Narratie, waartoe verder ook videokunst en fotografie behoren. Zo vanzelfsprekend als het stripatelier tegenwoordig in dat rijtje past, zo toevallig werd het opgericht. Veelzeggend is een anekdote van Eddy Paape – de tekenaar van Luc Oriënt – over de begindagen van het instituut. Na enkele gastcolleges wilde hij in 1968 wel één dag per week striples komen geven. “Ik woonde toch in de buurt,” schrijft hij laconiek in de glossy jubileumuitgave van het studentenstripblad Le 9e rêve uit 1998.
Vakdiploma
Paapes luchtige houding tegenover formeel striponderwijs is te begrijpen. Zijn collega’s bij de bladen Kuifje en Robbedoes schreven net als hijzelf stripgeschiedenis… zonder vakdiploma stripmaken op zak. Hoe een goede strip eruit ziet? Dat wisten Paape c.s. wel als ze er een in handen hadden. Maar de ambitieuze tekenaars onder hun lezers kijken daar anders tegenaan. Zij vinden handige oude wielen liever niet opnieuw uit. Jonge tekenaars als Eric Warnauts, Bruno Gazzotti en Georges van Linthout laten zich (behalve in Brussel ook in Luik en Doornik) graag de fijne kneepjes van het vak bijbrengen. De weerslag daarvan is te lezen in Le 9e rêve, het Nederlandstalige jaarblad Demo en de bundel BruXXXel Noord (die laatste twee zijn overigens producties van het Sint-Lukas, het stripatelier van de Nederlandstalige kunstacademie in Brussel). Soms loopt het hoger kunstonderwijs uit op een vrolijke bende. Zo memoreert Andreas in een interview dat tijdens het college boetseren de meeste klei over en weer door de lucht vloog. Het is alsof de stripmakers-in-opleiding aanvoelen dat het Saint-Luc naast artistieke basisvaardigheden vooral ook draait om contacten. Om de ateliers die studiegenoten later delen (zoals dat van Cossu, Berthet, Foerster en Andreas) en de hemelbestormende collectieven die ze samen oprichten (Mycose, FRMK). Zo helpen ze elkaar aan werk en opdrachten. Dus: hoe een goed stripverhaal eruit ziet? In ieder geval als een stripverhaal dat wordt gelézen. En dat mag best wat klei kosten.