Bovenop het logo van het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal prijkt een trots kuifje. Een verdiend eerbetoon, want zonder Hergé had de geschiedenis van het beeldverhaal er anders uitgezien.
Het is een van de grote succesverhalen van de 20e eeuw. Hoe Brusselaar Georges Remi (1907) zijn initialen omkeerde en als Hergé geschiedenis schreef. Hoe de reporter Kuifje van een brave scout veranderde in een dynamische wereldreiziger. Hoe Hergés creatie net zo bekend werd als iconen van het kaliber Eiffeltoren, Marilyn Monroe en Coca Cola. Fa-bu-lous, vond zelfs Andy Warhol. Gretig zeefdrukte de silver prince van de pop art een portret van de mythische vader van Kuifje.
Maar de magie van Hergé omvat meer dan avonturen op papier. Zoveel wordt duidelijk bij een rondgang langs drie plekken waar mythe en werkelijkheid elkaar raken. Een reis langs verleden, heden en toekomst.
Noordstation
De eerste plek heeft het intussen afgelegd tegen de tijd: het Noordstation in Brussel. In 1835 vertrok daar de eerste trein op een publieke spoorweg op het Europese vasteland, inmiddels heeft het plaatsgemaakt voor de perrons van Brussel-Noord. In 1930 arriveert Kuifje (gespeeld door een acteur) er na zijn avontuur in de Sovjet-Unie. Het is een publiciteitsstunt van het katholieke dagblad XXe siècle, waarin de avonturen van de reporter worden afgedrukt. Hergé reist met lichte tegenzin mee met zijn vleesgeworden creatie. Hij gelooft niet erg in de stunt. Bij aankomst op het station is hij verbluft: het ziet er zwart van de mensen. Zijn stripfiguur wordt als een volksheld onthaald.
Avenue Paul-Henri Spaak
Aangemoedigd door dit succes zet Hergé zich enthousiast aan de tekentafel. De jaren ’30 zijn een productieve periode, waarin hij Kuifje en zijn trouwe metgezel Bobbie in Afrika, Amerika en het Verre Oosten laat avonturieren. Onderweg loopt de reporter de kleurrijke kapitein Haddock, professor Zonnebloem en de gebroeders Jansen en Janssen tegen het lijf, figuren die decennialang zijn vaste aangevers zullen blijven. De toekomst lacht Hergé tegemoet, totdat de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Tijdens de Duitse bezetting blijft Hergé strips tekenen voor het dagblad Le Soir, wat hem na de oorlog op beschuldiging van collaboratie komt te staan. Juist als alles verloren lijkt, brengt de jonge, ambitieuze uitgever Raymond Leblanc redding. De ex-verzetsman ziet toekomst in Hergés getekende avonturen en vraagt hem in 1946 zijn gekuifde hoofdpersoon te mogen gebruiken als naamgever voor een weekblad voor de naoorlogse jeugd. De tweede mythische Kuifje-plek tekent zich af aan de horizon. Leblancs gevoel voor timing blijkt perfect: de ‘jeugd van 7 tot 77 jaar’ staat in de rij om de avonturen van Kuifje – maar ook die van Blake en Mortimer, Corentin, Alex en vele anderen – van week tot week te volgen. Hergé ziet toe op de inhoud van het blad en omringt zich vanwege het vele werk met een eigen studio, waar legendarische stripmakers als Bob de Moor, Edgar P. Jacobs en Jacques Martin hem bijstaan. In 1958 resulteert het succes van Leblancs idee in de officiële opening van het Lombardgebouw aan de Avenue Paul-Henri Spaak. Bovenop het gebouw lokt tot op de dag van vandaag het campy kroonjuweel van de Brusselse skyline: de koppen van Kuifje en Bobbie, manshoog ronddraaiend in een gloed van neonlicht.
Louvain-la-Neuve
Onder de goedkeurende blikken van de neon-Kuifje en -Bobbie legden meerdere generaties getalenteerde vertellers in het weekblad Kuifje het fundament voor de Franco-Belgische strip. Grote namen als Greg, Macherot, Hermann, Van Hamme, Graton, Rosinski, Andreas: allemaal zijn ze voortgekomen uit de Kuifje-stal. In sportieve rivaliteit met elkaar en de concurrenten van het weekblad Robbedoes tekenen ze geschiedenis. Alleen Hergé haakt af. In de jaren ’60 publiceert hij nog een enkel Kuifje-verhaal, in de jaren ’70 alleen nog Kuifje en de Picaro’s. Daarin loopt de hoofdpersoon, tot grote zorg van Hergés lezers, opeens rond in jeans en draagt hij een vredesteken op zijn brommerhelm. Kuifje als overjarige hippie?! Dat Kuifje en de Alfakunst daarna het schetsstadium nooit meer zal ontstijgen, verbaast bijna niemand. Op 3 maart 1983 volgt de genadeklap: Georges Remi sterft. In zijn testament staat dat niemand na hem Kuifje zal mogen voortzetten.
Ruim twintig jaar na dato is de populariteit van Kuifje nog altijd immens. Stripmakers Stanislas en Bocquet schetsen het mondiale fenomeen in hun sfeervolle stripbiografie De avonturen van Hergé. En nog altijd inspireert Hergés werk publicisten tot nieuwe achtergrondboeken, zoals Essay RG van Huib van Opstal en Hergé écrivain van Jan Baetens. Waarmee de laatste halte van de Kuifje-reis in zicht komt. Want in 2008 gaan in Louvain-la-Neuve de schoppen de grond in voor een Hergé-museum, dat medio 2009 zijn deuren moet openen. Het is een hommage aan de schepper van Kuifje naar een exterieur-ontwerp van Christian de Portzamparc en een interieur-ontwerp van tekenaar Joost Swarte. Swarte muntte in 1977 de term ‘klare lijn’ om aan te geven hoezeer Hergé met zijn werk school heeft gemaakt. Een term die veelzeggend genoeg nog altijd een begrip is.