Van autobiografische strips wordt vaak gezegd dat ze navelstaarderig zijn. Zeurderig. Alleen interessant voor de incrowd. Niet die van Margreet de Heer. Bij haar is het erger: zelfs haar interviews worden gedaan door mensen die haar persoonlijk kennen. Hieronder steken twee ex-collega’s van Margreet onbeschaamd de loftrompet over haar werk. Margreet rules!
Het leven van Margreet is op z’n zachtst turbulent te noemen. Opgegroeid in het noorden van het land als domineesdochter, kwam ze terecht in het theater. Eerst via school, waar ze in 5 gymnasium een, wat ze nu noemt, ‘heel pretentieus stuk’ opvoerde. Later ontdekte ze het stadstheater in Leeuwarden. Toentertijd startte ze een studie aan de filmacademie, kapte die voortijdig af, en stapte over naar theologie in Amsterdam. Maar het theater in Leeuwarden bleef ze trouw. “Het was heel inspirerend. Ik heb daar geschreven, gespeeld, liedjes gezongen, van alles. Kwalitatief niet altijd hoogstaand, maar wel voor een leuk publiek, en een leuke sfeer. Tijdens het lustrum heb ik een monoloog waar iedereen plat van was. Een samenvatting van vijf jaar stadstheater waarin ik alle betrokkenen schetste. Ook dat was al autobiografisch getint.”
Strips waren toen al in de picture bij Margreet. Op haar dertiende raakte ze ‘in de ban van de ring’ en sloot zich aan bij het Tolkien-genootschap, waar ze voor het clubblaadje een strip tekende. “Het valt me niet tegen als ik het terugzie. Ik had ook lol in het maken van die strip. In die tijd las ik de geijkte dingen als Guust en Lucky Luke. Het tekenen heb ik toen niet doorgezet. Maaike (Hartjes) bijvoorbeeld wist al vanaf haar zesde dat ze strips wilde maken. Bij mij zat het er wel in, maar het is niet op enige manier gestimuleerd. Ik wist wel dat ik schrijfster wilde worden. Nu is het een combinatie van woord en beeld.”
Autobiografische strips dus. In de in september van dit jaar uitgekomen ‘Kinderleed Komix’ draait het om de gebeurtenissen van Margreets dit jaar verworven stiefkinderen. In een speelse tekenstijl, die volgens haarzelf verwantschap vertoont met het tekenwerk van onder anderen Michiel van de Pol, blijft het kinderleed klein, onschuldig en herkenbaar. Het eerste nummer van ‘Kinderleed’ moet het begin zijn van een hele serie, waarin ook de jeugdherinneringen van Margreet zelf aan bod komen, alsmede de (traumatische?) jeugdervaringen van collega-tekenaars.
De uiteindelijke stijl in ‘Kinderleed’ is het resultaat van veel proberen, tekenaars imiteren, het kiezen en uitwerken van de juiste onderwerpen. De reacties van de kinderen over wie ‘Kinderleed’ gaat, zijn voor haar een reden om meerdere delen uit te gaan brengen. “Het is leuk om dit nu te maken, zodat ze later, als ze groot zijn, kunnen zien hoe het toeging. Als een soort fotoboek.”
Een heel verschil met eerdere strips van haar hand, zoals ‘How to Get Over Your Ex’. Dit boekje, dat een volledig verwerkingsproces van een mislukte relatie bevat, is surrealistischer en meer ironisch/cynisch/sarcastisch dan haar huidige werk, maar even autobiografisch. “Voor mij was het ook therapeutisch. Je moet iets op de juiste manier onder woorden brengen, er beelden bij maken. Het moet zo in elkaar gezet zijn dat voor iemand die niets van het verhaal weet het nog steeds begrijpelijk en amusant is. Daarnaast komt er een portie zelfrelativering bij kijken.” Ze is zich dus bewust dat er over haar schouder meegekeken wordt. “Ik ben ambitieus genoeg. Mensen moeten het kunnen lezen.”
Dat is voorlopig nog niet het geval bij ‘Graven’, een manuscript waar ze ziel en zaligheid in heeft gelegd. Hierin beschrijft ze het gedeelte van haar leven waarin ze een correspondentie start met een schrijver, Richard Klinkhamer, die van moord op zijn vrouw wordt verdacht en met wie ze later een relatie krijgt. Deze periode zorgt voor nieuwe ‘therapeutische’ tekensessies. “Toen ik met ‘Graven’ begon, dacht ik: dit wordt zo bijzonder. Nu ligt het op de plank. Ik ben er mee naar verschillende uitgevers gegaan, maar die beschouwen het nog niet geschikt voor uitgave, zoals het nu is. Misschien ga ik er later mee verder, maar ik ben nu een hele andere richting ingeslagen.” In het verhaal adopteert ze stijlen van onder anderen Gerrie Hondius, Dupuy & Berbérian en Maaike Hartjes. Met laatstgenoemde heeft ze nog twee jaar de Amsterdamse tekenstudio De Zwarte Handel gedeeld. Voor Margreet een leerzame periode:” Ik heb daar geleerd hoe strips maken in zijn werk gaat, en hoe je ermee aan de bak kunt komen.”
Tegenwoordig is ze werkzaam bij stripantiquariaat Lambiek. “Bij Lambiek heb ik alle kwalificaties van een webdesigner onder de knie gekregen, onder andere doordat ik samen met Kees (Kousemaker) de geschiedenis van de strip online heb gezet. Daardoor weet ik nu enorm veel van strips; kan ik mezelf als stripdeskundige beschouwen.”
Maar liever maakt ze deel uit van het legioen van stripmakers. Haar ambities reiken ver. “Ik wil op het niveau komen van ‘De Grote Drie’ (Gerrie Hondius, Maaike Hartjes en Barbara Stok). En een boek bij Nijgh & Van Ditmar. Maar eerst wil ik met smallpress doorgaan. Kijken hoe dat bevalt. Meer deeltjes van ‘Kinderleed’, in de stijl die ik nu heb, en als ik daar moe van wordt wil ik een realistische stijl of een avonturenverhaal proberen.”
Interview in samenwerking met Marcel Lagerwerf
Gepubliceerd in ZozoLala 127 (2002)