De ongemakkelijke vragen van Joe Sacco
De bezetting van Palestina, de gang van zaken bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag en de burgeroorlog in Bosnië, het zijn niet echt gebruikelijke onderwerpen voor strips. Nog minder gebruikelijk is dat iemand er op een betrokken, intelligente én humoristische manier over weet te vertellen. Toch doet een gedreven Amerikaanse stripmaker al ruim tien jaar weinig anders. “Joe Sacco, I presume?”
Joe Sacco (1960) is de Livingstone van de stripjournalistiek. Een pionier die niet aarzelt om zijn koffers te pakken als hij meer wil weten over de onderwerpen die hem bezighouden. Te midden van incidentele uitgaven als Art Spiegelmans Maus, David Colliers Just the Facts en Tardi’s Loopgravenoorlog hebben Joe Sacco’s strips onmiskenbaar een centrale plaats. Zijn belangrijkste werk is te vinden in de bundel War Junkie, het tweeluik Palestine en Soba, het eerste deel in de reeks Stories from Bosnia dat februari vorig jaar verscheen. Momenteel werkt Sacco aan Safe Area Gorazde, een 220 pagina’s tellende stripdocumentaire over de gelijknamige, zwaar belegerde stad in Oost-Bosnië op weg naar de bevrijding. Safe Area Gorazde zal als het goed is begin volgend jaar verschijnen. “Van het werk aan Safe Area Gorazde alleen kan ik niet rondkomen,” moet Sacco toegeven. “Daarom doe er nog andere projecten naast. Zo werk ik met twee professoren aan een strip annex tekstenbundel over de Amerikaanse arbeidersgeschiedenis. Daarin besteden we onder andere aandacht aan de beruchte staking in Flint (Michigan) van 1934, waarbij talrijke Amerikaanse arbeiders omkwamen. Voor het internet-magazine Salon teken ik samen met Spain op scenario van Bob Callahan een fictieve strip over Kosovo. En natuurlijk komen er na Soba nog andere Stories from Bosnia aan. Het worden er in totaal nog vier: twee portretten vergelijkbaar met Soba, één strip over de Serviërs, omdat ik lange tijd aan hun kant van het front heb doorgebracht, en eentje – de meest humoristische – over de journalisten die ik tijdens mijn verblijf in Bosnië ben tegengekomen.”
Tijdrovend
Het zal duidelijk zijn: Joe Sacco is een drukbezet mens. Hij zegt zeven dagen per week aan zijn strips te werken. Sacco: “Het liefste zou ik Safe Area Gorazde natuurlijk meteen uitbrengen. Het is alweer bijna vier jaar geleden dat ik daar was. Ik moet zeggen dat ik die lange productietijd bij strips wel frustrerend vind. Aan de andere kant verscheen Palestine ook pas jaren nadat ik in de bezette gebieden was geweest, dus ik wist waar ik aan begon.” Het tijdrovende proces van schrijven en schrappen, schetsen en inkten, biedt echter ook de nodige voordelen. Wat Sacco mist aan actualiteit, compenseert hij met diepgang. Anders dan bijvoorbeeld persfotografen hoeft hij het niet te hebben van dat éne moment. Sacco kan zich ter plekke door de gebeurtenissen laten meevoeren en later achter de tekentafel in relatieve rust zoeken naar de beste beelduitsnede en de meest effectieve compositie. Evenmin hoeft hij te sjouwen met logge camera’s en allerlei andere opzichtige apparatuur. Aan een blocnote heeft de stripmaker vaak genoeg. Zodoende kan hij in het eerste deel van Palestine een scène opvoeren in een ziekenhuis met een zwaargewonde patiënt die pertinent niet op de foto wil. Het biedt een dramatische blik achter de schermen, waar Sacco’s collega’s van pers en tv alleen maar jaloers op kunnen zijn. Zonder bronnen kunnen journalisten nu eenmaal weinig beginnen. Als stripjournalist verkeert Sacco in een positie waarin hij heel afgewogen met dat basismateriaal kan omspringen. Ook verleent de geringere druk van de deadline Sacco de gelegenheid tot een evenwichtiger oordeel te komen dan veel van zijn gehaaste collega’s. Het korte verhaal Christmas with Karadzic, dat verscheen in de vijftiende aflevering van Zero Zero, is daarvan een goed voorbeeld. In dit verhaal vergezelt Sacco twee radioverslaggevers op jacht naar een quote van Karadzic. Uiteindelijk vindt het trio de Bosnisch-Servische leider na lang zoeken ergens in een kerkje in de provincie. Sacco’s collega’s houden er een inderhaast gemonteerd, obligaat commentaar van Karadzic aan over – voorzien van wat lukraak bij elkaar gesprokkeld geweervuur om het allemaal wat authentieker te laten klinken – terwijl de stripjournalist zelf maanden later zijn verhaal kan ophangen aan de vraag waarom hij geen walging voelde bij het zien van de oorlogsmisdadiger. Weer een onthullend kijkje achter de schermen van het nieuws. Het illustreert Sacco’s journalistieke benadering. Voor een stripjournalist mag het volgen van de actualiteit dan nagenoeg onmogelijk zijn, daarmee blijven er nog genoeg andere, minder conventionele journalistieke benaderingen over.
Sardonisch zelfportret
Naast de gebruikelijke referenties aan stripmakers als Robert Crumb en Will Elder noemt Joe Sacco nadrukkelijk ook schrijvers als Hunter S. Thompson, Michael Herr en Noam Chomsky als belangrijke invloeden. Sacco: “Mijn voorkeur gaat uit naar journalisten die met een zekere overtuigingskracht schrijven, die misschien minder ‘objectief’ werken, maar in hun woorden wel de nodige passie laten doorklinken.” Sacco houdt van schrijvers die in hun werk aanschurken tegen de journalistiek zonder literaire effecten te schuwen, van mensen die er niet voor terugdeinzen zichzelf in hun werk op te voeren als dat nodig is. De feiten tellen, maar niet alleen de feiten. Hoe de feiten verkregen zijn, zegt vaak minstens zoveel. Daarom portretteert Sacco zichzelf vrijwel continu met een blocnote of een camera in de hand. Dat zelfportret vormt de rode draad in zijn werk. Vrijwel alle strips van Sacco zitten ergens in het grensgebied tussen autobiografie en documentaire. Het sterkst geldt dat voor War Junkie. In die stripbundel treedt de stripmaker zelf het meest op de voorgrond en maakt hij een duidelijke ontwikkeling door. Is hij aanvankelijk een wat naïeve, langharige twintiger die op eigen kosten als roadie de T-shirts van een rockband mag verkopen, gaandeweg wordt steeds duidelijker de kortgeknipte, lichtelijk gedesillusioneerde dertiger zichtbaar die in Sacco’s latere boeken de brandhaarden van deze wereld vanachter zijn eigen brillenglazen aanschouwt. Sacco spaart zichzelf niet. Hij geeft zijn alter ego bij voorkeur weer als een slungelige, bebrilde jongeman compleet met Palestina-sjaal en een indrukwekkend paar expressieve “rubberen” lippen. Een sardonisch zelfportret dat uitstekend past bij de zelfspot die Sacco in zijn teksten etaleert.
Niet neutraal
Een citaat uit Palestine: “Laten we het onder ogen zien, mijn stripbestseller moet het hebben van conflict. Met alleen maar vrede krijg ik de huur niet betaald.” Joe Sacco laat er geen twijfel over bestaan. Een neutrale toeschouwer is hij niet. Zijn reis naar de – dan nog – door Israël bezette gebieden kan niet los worden gezien van eigenbelang. Het is een gedachte die ook terugslaat op Sacco’s lezers. Waarom houden zij Sacco’s boek eigenlijk in handen? Willen zij zich informeren en iets aan de bestaande situatie proberen te veranderen, of verlustigen zij zich liever op een vrijblijvende manier aan andermans ellende? Ongemakkelijke vragen waarop de magere, bebrilde hoofdpersoon uit Sacco’s strips vaak uitkomt. Het is niet moeilijk een hekel te krijgen aan dat eigengereide mannetje met zijn gezeur over de mislukte open relatie die hij net achter de rug heeft en zijn misselijk makende detailvragen bij pijnlijke herinneringen. Maar Sacco hoeft dan ook niet sympathiek gevonden te worden, hij wil informeren. Als hij zichzelf daarvoor soms als een betweterige lafaard moet afschilderen, vooruit dan maar. Sacco ruilt de aandacht voor zijn eigen levensverhaal graag in voor het verhaal van mensen die volgens hem publieke aandacht minstens zo goed kunnen gebruiken als hijzelf. Zolang hij zelf nog maar de huur kan betalen, natuurlijk.
Virtuoos
Sacco’s zelfspot en vasthoudendheid zijn dus belangrijke kwaliteiten van zijn werk. Maar wat zijn strips bovenal de moeite waard maakt, is de virtuoze manier waarop hij de taal van het medium weet te hanteren. Bijna elke pagina van zijn hand bewijst opnieuw zijn inventiviteit als stripmaker. Kijk bijvoorbeeld eens naar de plaatindeling waarmee Sacco achterin het eerste deel van Palestine het relaas doet van een Palestijnse huisvader die door de Israëlische militaire politie in administratieve hechtenis wordt genomen. De gruwelen van de arrestatie, de ondervragingen en de abominabele situatie in de gevangenis zouden het meest geharde Amnesty-lid al doen verbleken. Sacco gebruikt voor dit hoofdstuk van Palestine steeds kleiner wordende plaatjes, die naarmate de vrijlating van de man nadert weer groter worden, en roept zo een intens gevoel van beklemming op. Wie deze pagina’s gelezen heeft, zal grote moeite hebben om Israël als iets anders dan een politiestaat te zien. Zo zijn er legio voorbeelden van visuele technieken die Sacco effectief weet in te zetten: van kaders die alle kanten uit schieten, tekeningen die tot aan de rand van de pagina doorlopen, tekstfragmenten die op de meest onverwachte plekken in de pagina’s opduiken tot extreem vervormde perspectieven en meesterlijk arceerwerk aan toe. Joe Sacco laat zijn lezers alle hoeken van het medium zien. En dan is er bovendien het effect van Sacco’s portretten van zijn informanten, die de lezers keer op keer recht in de ogen kijken wanneer ze hun verhaal doen. Een indringende techniek, waarmee iemand als Tardi in zijn krachtige Loopgravenoorlog ook al zijn voordeel deed.
Echte gewonden
Wat drijft iemand om de brandhaarden van deze wereld op te zoeken? Een deel van het antwoord ligt in de levensloop van Joe Sacco, bij zijn Maltese ouders. Zo verdiept Sacco’s vader zich graag in militaire geschiedenis, een interessesfeer die het van oudsher goed doet bij kleine jongetjes. “Vanwege mijn vaders belangstelling slingerden er bij ons thuis veel boeken over het onderwerp rond,” herinnert de stripmaker zich. “Voor een jongen is dat prachtig. Dan kun je die dingen naar hartelust romantiseren. Op school speelden we oorlogje, mijn speelgoed bestond uit soldaatjes en ik las vrijwel alleen maar oorlogsstrips als Sgt. Rock. Op het schoolplein had ik het er met mijn vriendjes ook over. Heftige debatten. We waren tien, elf jaar oud en hadden het over de Indiaans-Pakistaanse oorlog.” Lachend: “We vroegen ons af of India gelijk had.” Daarbij komt dat Sacco’s ouders allebei nog levendige herinneringen hadden aan de Tweede Wereldoorlog, die ze als kind meemaakten. “Hun verhalen over hoe het was om een bombardement mee te maken, fascineerden me. Mijn moeder hield ook niet van oorlogsfilms of het geluid van Stuka-bommenwerpers in documentaires. Daar werd ze altijd erg nerveus van.” Zoals bij zoveel stoere jongetjes slaat de fascinatie van de kleine Joe voor oorlogen met de jaren om in weerzin. “Als je over militaire geschiedenis leest, kom je vanzelf uit bij andere dingen: bij de politiek, de redenen waaróm mensen bij conflicten betrokken raken. Zo kreeg ik een stevige weerzin tegen gevechten. Ik herinner me dat ik enkele beelden zag uit de Amerikaanse Burgeroorlog. Van die typische portretfoto’s van iemand in een stoel, heel ouderwets en waardig, van wie dan de hele kaak was weggeschoten. Een shockerende gedachte: “godallemachtig, je kaak kan er zomaar afgeschoten worden!” Het werd me duidelijk dat oorlog niet alleen een kwestie is van medailles en glorie, van geraakt worden, een mooie pirouette draaien en dan weer opstaan – maar ook van mensen die echt gewond raken.”
Maltees avontuur
Hoewel Sacco met het ouder worden dus een ander beeld van de oorlog krijgt, blijft het onderwerp hem bezighouden. Eind jaren zeventig zet hij zich, geïnspireerd door Apocalypse Now en zijn dan opbloeiende belangstelling voor politiek, aan een stripepos over de Vietnam-oorlog. Het wordt een zich jarenlang voortslepend project, dat Sacco meerdere keren hertekent en zelfs een keer naar het striptijdschrift Raw stuurt, waar het wordt afgewezen. Sacco blijft eraan werken, ook wanneer hij zijn universitaire opleiding journalistiek heeft afgerond. Zijn zoektocht naar een interessante betaalde baan in de journalistiek levert weinig op – dertien maanden redactiewerk voor een vakblad voor notarissen – waarop de migrantenzoon besluit zijn geluk buiten de VS te beproeven. Malta is het voor de hand liggende reisdoel. Eenmaal in zijn geboorteland houdt hij zich in leven met het schrijven van een reisgids en wat los journalistiek werk voor het tijdschrift Tomorrow. De uitgever van Tomorrow ziet er wel iets in Sacco’s hobby, stripmaken. “Ze hadden nog nooit een stripserie gehad op Malta en het leek ze wel een mooi moment om het te proberen.” Niet dat ze Sacco’s Vietnam-epos wilden publiceren. Nee, ze zien lucratiever mogelijkheden en dus gaat Sacco de geschiedenis in als de man die Malta romantische pulpstrips leerde lezen. Na drie boekjes raakt Sacco echter uitgekeken op het genre, zeker wanneer blijkt dat de uitgever geen vlotte betaler is. Het einde van Sacco’s Maltese avontuur is in zicht.
War Junkie
Terug in de VS blijkt de gewenste loopbaan als schrijvend journalist nog net zo onbereikbaar als voor Sacco’s vertrek. “Toen bedacht ik me dat het stripmaken me eigenlijk in het bloed zit. Van jongsafaan heb ik het gedaan en niet alleen om er geld mee te verdienen. Ik realiseerde me dat ik het gewoon leuk vond om te tekenen en verhalen te vertellen, en dat ik daar ook mijn vak van zou kunnen maken. Daar moet ik wel eerlijk bij zeggen dat wanneer ik als schrijvend journalist mijn brood had kunnen verdienen, ik het stripmaken waarschijnlijk louter als hobby zou hebben beschouwd.” Via een lange reeks omzwervingen in de marges van de Amerikaanse stripcultuur, langs tot mislukken gedoemde publicaties als Honk!, Portland Permanent Press en Centrifugal Bumble-Puppy, komt Sacco bij stripuitgeverij Fantagraphics terecht. Eerst als nieuwscorrespondent voor The Comics Journal, al gauw als stripmaker. Voor zijn comic Yahoo volgt Sacco de rockband The Miracle Workers op hun Europese toernee. Het wordt een hilarische reis, zoals uitgebreid te lezen staat in War Junkie. Sacco’s toerverslag In the Company of Lang Hair ziet er weird uit en voldoet aan alle verwachtingen over underground rocksterren plus aanhang die in Europa door het lint gaan. “Na In the Company wilde ik een andere richting inslaan,” zegt Sacco. “Ik wilde niet eindigen als chroniqueur van de popcultuur. Niet dat ik dat onbelangrijk of oninteressant vind, maar ik wilde gewoon niet in dat hokje passen.” Tijdens de nasleep van de toer met The Miracle Workers raakt Sacco in Berlijn verzeild. Daar maakt hij wat ontwerpen voor T-shirts en rock-posters en neemt hij het besluit de seks, drugs en rock ’n roll te laten voor wat ze zijn. Het is het begin van Sacco’s serieuzere werk. In de latere nummers van Yahoo vertelt Sacco over de Maltese achtergrond van zijn ouders, experimenteert hij met stream of consciousness-technieken en vertelt hij hoe hij de slimme bommen van de Golfoorlog live op CNN ziet inslaan. Het laatste verhaal, dat de bundel War Junkie aan zijn titel helpt, is een spitse satire op de hedendaagse hyperwerkelijke mediaoorlogen. De stripjournalist Joe Sacco heeft definitief zijn vorm gevonden.
Lichamelijk onwel
De kiemen van Palestine zijn daar in Berlijn in volle ontwikkeling. Sacco: “Ik denk dat het allemaal begon met de Israelische bombardementen van Beiroet in 1981 plus de Israëlische invasie van Libanon in het jaar daarop. De Israeli’s gebruikten wapens die door Amerika ‘voor defensieve doeleinden’ waren geleverd, clusterbommen bijvoorbeeld, en gooiden deze op Beiroet. Ik herinner me het bericht van een bom die een hotel had geraakt en driehonderd slachtoffers maakte. Dat shockeerde me. Het waren burgers en ik dacht: ‘wacht eens, ik dacht dat Israël altijd aangevallen werd, dat het altijd de Israëlische burgers waren die stierven.’ In 1982 volgde toen de slachting in Beiroet bij de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila. Hoewel de Israeli’s daar niet zelf de trekker overhaalden, hadden ze die kampen wel omsingeld en lieten ze de lokale milities ongehinderd het vuile werk doen. Daarbij vonden tussen de drie- en vijfduizend mensen de dood. Dat was het moment waarop ik anders tegen de dingen ging aankijken. Nu ik in Europa leefde, werd me nogmaals duidelijk dat de mensen hier een ander standpunt hadden dan in de VS. De indruk die ik als kind altijd gehad had, namelijk dat alle Palestijnen terroristen waren, bleek totaal onjuist te zijn. Dat werd nog eens bevestigd toen ik Noam Chomsky’s The Fateful Triangle en Edward Said’s The Question of Palestine las. Van Chomsky’s boek werd ik zo ongeveer lichamelijk onwel, omdat het me deed realiseren hoezeer mijn beeld van de Palestijnen door de media gemanipuleerd was. Tot dan toe had ik mezelf altijd als een relatief goed geïnformeerde persoon gezien. Het was groot nieuws voor me dat ik er eigenlijk geen zak vanaf wist. Daarom wilde ik erheen om de situatie zelf te bekijken.”
Antropologische schets
Zodra het besluit naar Palestina af te reizen is genomen, ligt Sacco’s taak vast. Vanaf zijn eerste stap op Palestijnse bodem is zijn persoonlijke betrokkenheid een feit. Vanaf dat moment is hij afhankelijk van het vertrouwen dat zijn Palestijnse informanten in hem stellen. Het aanhoren van hun verhaal brengt voor Sacco de verantwoordelijkheid met zich mee er verslag van te doen. Sacco benadrukt het belang van zijn journalistieke veldwerk: “Voordat ik naar Palestina ging, had ik een bepaald idee van de situatie. Ik wist dat de Israeli’s alle bomen kapten, huizen met de grond gelijk maakten en dat er veel arrestaties waren. Dat wist ik allemaal. Maar wanneer je het met eigen ogen ziet gebeuren, wordt het anders. Dan voel je zelf de angst. Dan wordt je zelf onrustig als je soldaten ziet patrouilleren en vraag je je af wat er zou kunnen gebeuren. Het belangrijkste vind ik dat ik er een reëel beeld van de Palestijnen door heb gekregen. Ze vechten, maar hebben ook een privéleven en gezinnen.” Door zijn persoonlijke aanwezigheid kan Sacco niet alleen een gedetailleerde antropologische schets geven van de Palestijnse zeden en gewoonten, de Salaam aleikums, de levendige marktpleinen en de liters zoete thee, ook kan hij niet om de nuances heen. “Hoezeer ik ook geloof in de Palestijnse zaak, toch kan ik het niet toejuichen dat mensen dingen zeggen als ‘wij haten de joden’ of andere woorden van gelijke strekking. Het is afschuwelijk om te horen en ik moest het dan ook opnemen in het verhaal.”
Frontale portretten
Zoals al eerder aangestipt, vertaalt Sacco zijn persoonlijke betrokkenheid ook in beelden. De koppen die de lezers met grote regelmaat recht aanstaren vormen een centraal visueel motief in Palestine. Nooit kijkt Sacco als hoofdpersoon de lezers aan om het woord rechtstreeks tot hen te richten, maar zijn informanten doen niet anders. Bij Stories from Bosnia: Soba idem dito. Ook daar richten de geportretteerde kunstenaar-soldaat en zijn vrienden zich voortdurend direct tot de lezers en houdt Sacco zich op de achtergrond. Die steeds terugkerende frontaal geportretteerde koppen weerspiegelen het vertrouwen dat Sacco’s informanten in hem stellen. Het zijn de ogen die Sacco aankeken toen hij zijn veldwerk deed. Met eenzelfde directheid brengt Sacco hun verhaal, roept hij de face to face-ontmoeting met zijn informanten in herinnering. Als visueel motief doen ze denken aan de klassieke recruteringsposters waarop Lord Kitchener, Uncle Sam en consorten hun priemende blik op hun landgenoten richten, de wijsvinger naar voren: “Your country needs you!” Ze doen een appèl, een klemmend beroep. Des te klemmender klinkt de vraag: waarom moeten wij zo leven? Wat doen jullie om onze situatie te verbeteren? Sacco geeft “de Palestijnen” – “de Bosniërs”, “de Serviërs”, de bekende abstracties uit de krantenkoppen – een menselijk gezicht. Zo stelt hij zijn ongemakkelijke vragen. De antwoorden zijn aan ons.
Gepubliceerd in ZozoLala 107 (1999)