Paul Hornschemeier
Fantagraphics; 80 pl.; kleur; harde kaft; $ 14.95.
Het basisgegeven van The Three Paradoxes is buitengewoon bescheiden: jonge stripmaker gaat op bezoek bij zijn ouders. Hij gaat boodschappen doen bij de avondwinkel en loopt langs de plek waar hij als schooljongen ooit een paar rake klappen kreeg. Op meer actie hoeven de lezers van The Three Paradoxes niet te rekenen. Hornschemeiers drama speelt zich af tussen de regels, tussen de lijnen en de plaatjes.
Is dat spannend om te lezen? Vreemd genoeg wel. Juist door het verspringen van de tekenstijlen weet Hornschemeier – net als Daniel Clowes in zijn Ice Haven – de aandacht vast te houden. De melige kinderstrip waar de jonge tekenaar nachtenlang aan schetst loopt over in de vragen die hij zichzelf over zijn eigen leven stelt. De traumatische jeugdherinnering aan een pak slaag van een puisterige vechtersbaas leest als een Amerikaanse versie van Jommeke en weet daardoor te overtuigen. Op een gegeven moment komt zelfs de Griekse wijsgeer Zeno langs in een hypereenvoudige, Little Lulu-achtige setting als een treffende illustratie van het twijfelen en tobben van de hoofdpersoon. De filosoof van de (theoretische) onmogelijkheid van beweging blijkt in de statische realiteit van het beeldverhaal opvallend naturel te acteren.
De stijlencarrousel van Paul Hornschemeier draait glitterend en lonkend zijn rondjes. Het levert een ingetogen portret op van een gevoelige jongeman op een kruispunt in zijn leven. Steeds is voelbaar hoe dun de lijn tussen verwondering, verwarring en vertwijfeling is. Dat is niet per se een prettig gevoel, wel een stemming die ieder denkend mens zal herkennen.
Gepubliceerd in ZozoLala (2007)