Meeslepend panorama van de jaren die voorafgingen aan de ‘Grote Oorlog’ – zonder dat de geportretteerden bevroedden dat er een wereldoorlog op uitbreken stond (was na net iets meer dan een maand in de zomer van 1914 onverbiddelijk wél het geval).
(Vertaling van The Vertigo Years: Europe, 1900-1914 voor De Bezige Bij, 2009)
Citaten uit de pers
‘Magistrale beschrijving van de jaren 1900-1914, toen we nog niet wisten wat daarna kwam. (…) Voortreffelijk vertaald. (…) Een boek dat weergaloos een vergeeld tijdperk in al zijn tegenstrijdigheden weet op te roepen.’ Trouw
‘Meeslepende geschiedschrijving over begin 20e eeuw toont parallellen met nu. (…) De duizelingwekkende jaren is een afrekening met het cliché [dat de 19e eeuw pas eindigde in 1914]. (…) [Blom] laat overtuigend zien dat al in het begin van de vorige eeuw het “moderne” levensgevoel heerste, met onzekerheid en fragmentatie als belangrijkste kenmerken. ’ NRC Handelsblad
Inspiratie
Tijdens het werk aan De duizelingwekkende jaren heb ik dankbaar inspiratie geput uit deze nET eCHT media.
Leesfragment
Niets is minder ethisch dan de zogeheten seksuele ‘moraal’; die berust geheel op sociale wenselijkheid […] misschien wel het belangrijkste psychologische gegeven van onze tijd is de spanning tussen ethiek en sociale regels, die langzaam toeneemt en steeds onontkoombaarder wordt. Op dit procrustesbed wordt de moderne ziel zodanig uitgerekt, zo diepgaand verscheurd en beproefd, dat het moeilijk is in de ideeëngeschiedenis een vergelijkbaar voorbeeld te vinden…
Tweede probleem: dat van de moderniteit, hoe de ziel te verzoenen met de enorme massa van het nieuwe. Het specifieke karakter van vandaag ligt in het feit dat geen andere tijd ooit het hoofd heeft moeten bieden aan zo veel nieuwe elementen.
– Dagboeknotitie van graaf Harry Kessler, 7 april 1903
Inleiding
Vol verwachting staan ze tussen de bomen langs de provinciale weg. Vooral mannen en jongens, de zomerse hitte trotserend. Ze turen naar de weg die zich voor hen uitstrekt, zo ver ze maar kunnen kijken. Een zacht brommend geluid wordt hoorbaar. In de verte tekent zich een auto af, een kleine stip in een stofwolk. Dichterbij komt hij, met de seconde dichterbij. Luid bulderend schiet hij op de toeschouwers af, aangedreven door een krachtige motor, een droombeeld van geconcentreerde kracht.
Een van de toeschouwers, een jongeman van achttien, houdt zijn camera in de aanslag om de plaat te schieten waarop hij heeft gewacht. Het voertuig komt dichterbij, ronkend, razend van de energie. Het is er bijna. De jonge fotograaf tuurt geconcentreerd door de lens. Hij kan de chauffeur en zijn bijrijder duidelijk onderscheiden achter de enorme motorkap, ziet het getal zes geschilderd staan op de benzinetank, voelt de schokgolf van lawaai en kracht als de machine hem voorbij raast. Op dat moment drukt hij de sluiter in. Nu, terwijl het stof om hem heen neerdaalt, kan hij alleen nog maar afwachten hoe de foto geworden is.
Wanneer hij de plaat ziet die hij op 26 juni 1912 tijdens de Franse Grand Prix heeft geschoten, is de jonge fotograaf teleurgesteld. Wagen nummer zes staat er maar half op, de achtergrond is vaag en op een merkwaardige manier uitgerekt. Hij bergt de foto weg. Zijn naam is Jacques Henri Lartigue. Het beeld dat hij mislukt acht, zal veertig jaar later worden tentoongesteld en hem beroemd maken. Het toont precies de opwinding, de energie en de snelheid die zo belangrijk waren voor de jaren tussen de eeuwwisseling en de herfst van 1914.
Tegenwoordig wordt de periode voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vaak beschouwd als idyllisch: de tijd voor de val, de goede oude tijd, een belle époque verheerlijkt in rijk aangeklede films, een prachtige, ongerepte samenleving op het punt te worden verscheurd door krachten die haar onafwendbaar naar de ondergang zouden drijven. Na 1918 herrees, volgens deze visie, de feniks van de moderniteit uit de as van de oude wereld.
Voor de meeste mensen die rond 1900 leefden zou deze nostalgische visie met haar nadruk op soliditeit en gratie zeker verrassend zijn geweest. Hun ervaring van die periode was nog niet opgepoetst door het vergaan van de tijd. Ze was veel rauwer en kende fascinaties en angsten die dicht bij onze tijd liggen. Net als nu stonden gesprekken en krantenartikelen in het teken van snelle technologische veranderingen, nieuwe communicatiemiddelen, globalisering en ingrijpende sociale veranderingen. Net als nu drukte de consumptiemaatschappij haar stempel op de tijd. Net als nu hadden mensen het overweldigende gevoel dat ze leefden in een steeds snellere wereld, een wereld die steeds harder voort raasde met onbekende bestemming. Daarom is Lartigues foto zo’n mooi symbool van zijn tijd. Met zijn voorliefde voor snelle auto’s en actie paste de jonge fotograaf precies bij een tijdperk waarin autocoureurs volkshelden waren, snelheidsrecords wekelijks sneuvelden en massaproductie – hier in de vorm van de handcamera – ieders leven veranderde.
Behalve zeer stimulerend kan snelheid ook angstaanjagend zijn. En die angst en weerstand tegen verandering zouden de hele eeuw als een soort echo blijven achtervolgen. In het jaar 1900 was de meest ingrijpende verandering die in de verhouding tussen mannen en vrouwen. Veel tekenen wezen erop dat mannen buitengewoon verontrust waren over het feit dat hun positie niet langer vanzelf sprak. Voor het eerst in de Europese geschiedenis genoten vrouwen massaal onderwijs en verdienden ze hun eigen geld. Ze eisten stemrecht en, erger nog, wekten de suggestie dat fysieke kracht en krijgshaftige deugden in het industriële tijdperk hun langste tijd hadden gehad. De mannen reageerden door agressief de oude waarden te benadrukken. Niet eerder waren er op straat zo veel uniformen te zien; niet eerder verschenen er zo veel advertenties over de behandeling van zogenaamde ‘mannelijke aandoeningen’ en ‘zwakke zenuwen’; niet eerder klaagden zo veel mannen over uitputting en nervositeit en belandden er zo veel mannen in sanatoria en zelfs psychiatrische instellingen.
Tegenwoordig worden identiteiten op andere manieren ter discussie gesteld en komen angsten op een andere manier tot uiting, maar nog altijd speelt het seksuele een rol, vaak in de vorm van bedreigde mannelijkheid. De weerzin tegen een veronderstelde ontmanning door de oude koloniale machten of het ‘arrogante Westen’ heeft jonge islamitische mannen ertoe gebracht zich te doen gelden door de wapens op te pakken, of zich op te werpen als zelfmoordterroristen – opnieuw een echo uit die eerdere tijd, waarin tientallen anarchistische terroristen zichzelf opbliezen bij aanslagen op leden van de Russische regering.
Omstreeks 1900 zagen mannen die zich zorgen maakten of ze wel mannelijk genoeg waren, verontrustend bewijsmateriaal in de dalende vruchtbaarheidscijfers van Europa en dan vooral van de middenklasse. Zorgen die werden bevestigd door opgewonden geluiden in de pers dat de ‘lagere’ klassen en de mensen in de koloniën hard bezig waren de ‘beschaafde’ blanken getalsmatig te verdringen. Echo’s van dat debat klinken tegenwoordig nog altijd door in de hysterische geluiden over het geboortecijfer van islamitische migranten in Europa, verhitte voorspellingen over de groei van de wereldbevolking en het dalende inwonertal van Europa en de Verenigde Staten, om nog maar te zwijgen van biologisch onderzoek dat wijst op de teruglopende vruchtbaarheid van westerse mannen.
Gevoelens van opwinding, snelheid, angst en duizeling waren terugkerende thema’s tussen 1900 en 1914, jaren waarin de omvang van steden explodeerde en samenlevingen veranderden, massaproductie het dagelijks leven in haar greep kreeg, dagbladen veranderden in gigantische mediabedrijven, bioscopen tientallen miljoenen bezoekers lokten en er als gevolg van de globalisering vlees uit Nieuw-Zeeland en graan uit Canada op Britse borden belandden, waardoor het inkomen van de oude klasse van grondbezitters sterk daalde en een nieuw soort mensen opgang maakte: ingenieurs, technocraten, stadsbewoners. De moderniteit verrees niet maagdelijk uit de loopgraven bij de Somme. Al ruim voor 1914 had zij de geest en het leven van de Europeanen stevig in haar greep. De Eerste Wereldoorlog was niet de oorzaak van, maar een katalysator voor het uiteenvallen van de oude structuren en het ontstaan van nieuwe identiteiten.
Deze duizelingwekkende tijden leken in veel opzichten op onze huidige tijd, niet in het minst vanwege hun open karakter: in 1910 en zelfs in 1914 had niemand een duidelijk idee hoe de toekomst eruit zou zien, wie de macht zou hebben, welk politiek stelsel dominant zou worden, of welk soort samenleving uit de onstuimige veranderingen tevoorschijn zou komen. Dit in schril contrast tot de Koude Oorlog in de tweede helft van de twintigste eeuw: de uitkomst daarvan leek onzeker, maar het was zonneklaar wat er op het spel stond en al net zo duidelijk dat uiteindelijk één van de twee ideologische stelsels zou overwinnen. Met de val van het Sovjetrijk heeft een deel van de openheid en onzekerheid van de duizelingwekkende tijden opnieuw zijn intrede gedaan. Vandaag de dag is het weer veel moeilijker te voorspellen wat de toekomst onze samenlevingen zal gaan brengen.
Voor een groot deel wortelde die ongewisse toekomst aan het begin van de eenentwintigste eeuw in de uitvindingen, gedachten en veranderingen van die ongewoon rijke vijftien jaren tussen 1900 en 1914, een periode van buitengewone creativiteit in de kunsten en de wetenschap, van enorme veranderingen in de samenleving en in het zelfbeeld van mensen. Alles wat in de loop van de twintigste eeuw belangrijk zou worden – van de kwantumfysica tot vrouwenrechten, van abstracte kunst tot ruimtereizen, van het communisme en het fascisme tot de consumptiemaatschappij, van geïndustrialiseerde moord tot de macht van de media – had in de jaren voor 1914 al diepe indruk gemaakt, zodat de rest van de eeuw deed denken aan een oefening, soms prachtig, soms weerzinwekkend, in het waarmaken en verkennen van die nieuwe mogelijkheden.
Om deze opwindende en tegenstrijdige tijden te begrijpen en de overeenkomsten en verschillen met het heden scherp op het netvlies te krijgen, moeten we ze zonder vooropgezette teleologische ideeën tegemoet treden, zonder die jaren alleen te beschouwen in termen van wat wel en wat niet tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog heeft geleid. In plaats daarvan moeten we ze bekijken met de onbevangenheid van de jonge Lartigue toen hij zijn camera richtte op racewagen nummer zes. Ook al leidt dat misschien tot een vervormd resultaat, een subjectief beeld dat alleen een deel van de werkelijkheid kan vangen, toch is dat de beste manier om de snelheid, de urgentie, de onbevangenheid van het leven in die tijd vast te leggen.
Bij wijze van poging die tijden in hun eigen termen te ontdekken, nodig ik u uit tot een gedachte-experiment: stel u voor dat in bibliotheken overal ter wereld een plaag van even vraatzuchtige als selectieve boekwormen alle boeken en foto’s, films en andere documenten over de jaren tussen juli 1914 en 2000 onherstelbaar zou hebben beschadigd. Stel u voor dat u niets zou weten over de moord in Sarajevo, over de Somme, de beurskrach, de Reichskristallnacht, Stalingrad, Auschwitz, Hiroshima, de Goelag, of de Berlijnse Muur, maar dat de geschiedenis zich na de millenniumwisseling kalm in het menselijk geheugen had genesteld. Stel u voor dat u de levensloop, de gedachten en daden van de mensen die in en rond 1910 leefden niet zou zien door het prisma van een eeuw vol monsterlijke misdaden en monumentale prestaties, maar dat u die historische taferelen tijdelijk opzij zou kunnen schuiven. Stel u voor dat u de jaren 1900 tot en met 1914 zou kunnen bekijken zonder dat de slagschaduw van de toekomst een duister licht werpt op hun historische heden, als een moment van leven met alle complexiteit en contradicties die daarbij horen, met een toekomst die openligt, precies zoals die jaren zijn beleefd door de mensen uit die tijd.
Leesfragment Echtmedia.net. Copyright bij de auteur.
De uitgever over De duizelingwekkende jaren