Olle Berg sluit geen compromissen
Hij is wereldberoemd in Zweden. Toch heeft Olle Berg (1953) na dertig jaar stripmaken niet meer dan twee boeken op zijn naam staan. “Ik wil mezelf niet herhalen,” grijnst hij.
Wie zijn boeken Bonk of Zen openslaat, ziet het meteen. Olle Berg houdt van variatie. Achter beide omslagen wacht een caleidoscoop aan tekenstijlen en personages. Een draaikolk van bizarre grappen en visuele invallen, vaak niet meer dan één of enkele pagina’s lang. Een ongeremde stroom geniale gekte. Want wat Olle Berg ook maakt, het is op de een of andere manier altijd om te lachen. “Ik weet ook niet waarom,” zegt de tekenaar schouderophalend op het terras van zijn buitenhuis op het eiland Gotland in de Oostzee. “Maar ik kom altijd weer uit op humor. Misschien omdat het moeilijk is om grappig te zijn. Ik bedoel, écht grappig, zo grappig dat mensen hysterisch moeten lachen als ze het lezen. Dat ze zelfs al moeten lachen als ze er alleen maar aan denken. Maar als het lukt, heb ik het gevoel dat ik echt iets goeds heb gedaan. Alsof ik dan even de zon in het leven van iemand anders heb laten schijnen.”
Koeien
Wat krijgt hem zelf zo onbedaarlijk aan het lachen? Het blijft even stil. Olle Berg kijkt uit over de immense wilde tuin die zich voor het huis, een oude boerderij, uitstrekt. In de verte markeert een stenen muur het einde van het erf, de zon gaat langzaam onder. “Laurel en Hardy natuurlijk. Buster Keaton, Charlie Chaplin, de Britse stand-up comedian Eddie Izzard. Maar ook de konijnen hier. Ze hebben me hier nu drie weken lang kunnen zien rondlopen, toch gaan ze nog steeds totaal op tilt als ze me eraan zien komen. Ze stuiven weg alsof ik ze ter plekke de nek kom omdraaien.” Hij grinnikt. “Of de koeien. Die zijn nog erger. Eerder vandaag was ik het gras aan het maaien. Ik liep heen en weer door de tuin en maakte veel lawaai. Al die tijd staan daar twintig koeien mij aan te staren. Twee uur lang, terwijl ik het gras sta te maaien.” Lachend: “Zie je het voor je? Boeoeoeoe. Dan kom ik niet meer bij.”
Podium
Een goed gevoel voor het absurde. Dat heeft Olle Berg nog steeds. Al zijn de scherpste kantjes er inmiddels wat vanaf. Hij gaat nu niet meer zelf de straat op om zijn zelf uitgegeven strips uit te venten. “Misschien dat ik dertig jaar geleden een angry young cartoonist was,” zegt hij, “nu ben ik meer een friendly old cartoonist.” Het beeld van de angry young cartoonist stamt van 1979, toen Olle Berg samen met de even jonge en kwade tekenaar Kerold Klang en dichter Rolf Classon het tijdschrift Galago oprichtte. De jonge kunstenaars kwamen elders niet aan de bak en zouden de wereld wel eens laten zien hoe je een tijdschrift moest maken. Alleen wat zij zelf goed vonden, kwam in Galago terecht. Dat wil zeggen, poëzie, fotografie, strips, korte verhalen. Geen journalistiek of kritische beschouwingen, alleen kunst. En het ongelooflijke gebeurde. Galago sloeg aan. Niet dat de overmoedige redacteuren ooit alle vijfduizend exemplaren van het eerste nummer zijn kwijtgeraakt, maar het blad werd een kritisch succes. De jaarlijks verschijnende nummers werden een evenement, de vele media-aandacht was lovend. Met Galago kreeg een hele generatie kunstenaars een podium om te laten zien wat zij in huis had. Olle Berg: “Veel bekende Zweedse stripmakers zijn in Galago begonnen: Max Andersson, Joakim Pirinen, Gunnar Lundkvist, Charlie Christensson, Eva Lindström. Allemaal mensen die heel erg hun eigen stijl zijn blijven ontwikkelen. Op het stripfestival in Angoulême ontmoette ik eens een Amerikaan, die het werk van de Galago-generatie kende en zei: ‘Het is ongelooflijk. Ik zie helemaal geen invloeden, het lijkt nergens op, ze lijken allemaal hun eigen dingen te doen.’ Dat vond ik een geweldig compliment.”
Magie
Met Galago krijgt de jonge Olle Berg opeens vaste bezigheden. Elke lente zet hij met zijn mederedacteuren het tijdschrift in elkaar, elke zomer trekken ze de straat op om Galago te verkopen. Het is meer dan de twintiger had durven hopen. Hij is nog niet vergeten hoe toevallig hij kort daarvoor met stripmaken is begonnen. “Ik zat op de kunstacademie. Op een dag kwam er een gastdocent die wel eens stripscenario’s schreef. Hij gaf ons de opdracht om binnen een week een strippagina over Adam en Eva te maken. Het was een totale verrassing voor me. Kijk, het werkt! Ik kan verhalen vertellen!” Lachend: “Dus zo ben ik begonnen met stripmaken. Omdat ze het me op school als huiswerk opgaven.”
Het is een mooi verhaal, maar ook een tikkeltje onwaarschijnlijk. Bergs vader is namelijk niemand minder dan Jan-Erik Garland, oftewel Rit-Ola (1905-1988), een van de pioniers van het stripverhaal in Zweden. Rit-Ola is in eigen land bekend vanwege zijn vele cartoons over politiek en sport en de komische stripreeks Biffen en bananen die hij tussen 1936 en 1978 tekende. Toch bezweert de stripmaker dat zijn vader hem er alleen toe heeft aangezet om te gaan tekenen. Als stripmakers lijken ze totaal niet op elkaar, houdt hij vol. “Mijn vader en mijn moeder zijn nooit getrouwd. Mijn vader woonde met zijn gezin in Stockholm, ik met mijn moeder op een eiland buiten de stad. Ik heb nooit bij hem in huis gewoond. Wel vond ik het als kleine jongen geweldig om hem te zien tekenen. Om zijn pen vlot over het papier te zien gaan en al die figuurtjes tot leven te zien komen. Het leek wel magie. Maar zijn strips lijken helemaal niet op die van mij. Hij maakte komische verhalen over drie sullige kerels in Stockholm, meer slapstick.”
Crisis
Begin jaren tachtig komt het zelfs tot een conflict tussen vader en zoon. Aanvankelijk is Rit-Ola trots op zijn stripmakende zoon. Maar dan komt er een nieuwe redacteur bij het landelijke dagblad Dagens Nyheter, die besluit dat de krant voortaan jonge Zweedse stripmakers moet inhuren in plaats van altijd maar goedkoop buitenlands materiaal van stripagentschappen te plaatsen. Olle Berg wordt ook gevraagd. Hij zit op dat moment in een diepe existentiële crisis en levert een inktzwarte strip in, Knut. “Het gaat over iemand die langzaam zijn grip op de werkelijkheid kwijtraakt, langzaam gek wordt. Het was heel duister, heel depressief. Sommige mensen op de krant wilden het eerst eigenlijk niet plaatsen. Maar die redacteur deed het toch. Het veroorzaakte heel wat opschudding. Sommige mensen vonden het helemaal geweldig, maar Knut was ook de eerste strip waar de lezers echt boze brieven over naar de krant stuurden. Mijn vader vond het ook veel te ver gaan. Hij was van 1905 en vond dat je het over dat soort dingen gewoon helemaal niet moest hebben. Na Knut was hij afstandelijker over mijn werk, minder enthousiast.”
Waanzin
Over zijn existentiële crisis praat Olle Berg twintig jaar na dato nog steeds niet graag. Hij zucht. “Het was gewoon een heel slechte periode. Een soort vroege midlifecrisis. Dat je je realiseert wat je als kind allemaal hebt meegemaakt en wat dat in je latere leven voor gevolgen heeft gehad. Dat je inziet dat je jarenlang in een illusie hebt geloofd. Zoiets. Meer wil ik er echt niet over kwijt.” Zelfs boven een friendly old cartoonist is de hemel niet altijd strakblauw, zoveel is duidelijk. Aan veel van zijn grappen zit een scherp randje. En ook zijn tekenstijl heeft twee gezichten. Hoewel zijn strips en illustraties er uitermate toegankelijk en vriendelijk uitzien, zijn ze in sommige opzichten toch heel extreem. Zie bijvoorbeeld de welhaast duizelingwekkende perspectiefwisselingen in zijn strip over Siem Saai. Of meer in het algemeen hoe hij zijn personages tot in het absurde rekt en strekt. Achter de grappige grote neuzen ligt de waanzin voelbaar op de loer. Olle Berg: “Ik wil zo vrij mogelijk werken en mezelf niet herhalen. Al sinds mijn tienerjaren ben ik geïnteresseerd in het werk van de surrealisten en kubisten. De vrijheid die zij namen, de manier waarop zij ongedwongen met hun ketenen rammelden, vind ik geweldig. Ze deden wat ze wilden. Net als zij wil ik spelen met de vorm en inhoud van mijn strips. Steeds de grenzen verleggen. Je ziet het bijvoorbeeld bij de manier waarop ik gezichten teken. Ik probeer steeds verschillende vormen te gebruiken. De een teken ik als driehoek, de ander als een cirkel of met een hoek van negentig graden. Alles mag, zolang het maar duidelijk is. Ik probeer zo helder mogelijk te zijn, de lijnen uit elkaar te houden. Als ik een broek teken, zal ik bijvoorbeeld nooit de plooien in de stof tekenen. Ik probeer me altijd te concentreren op de essentiële vorm van een voorwerp of persoon. Om de dingen zo veel mogelijk te simplificeren, als een soort archetypen. Als ik een vork teken, probeer ik er de vorkigste vork van te maken die ik kan. Op die manier kun je veel in een plaatje kwijt zonder dat het te moeilijk of te vol wordt.”
Grenzen
Naast strips maakt Olle Berg veel illustratiewerk. Het is al jaren de hoofdmoot van zijn bezigheden, naast het maken van animatiefilmpjes voor internet en mobiele telefoons en het uitwerken van een langere animatiefilm geïnspireerd op de vier-paginastrip Bezoek van Mars. “Het is heel eenvoudig. Ik vind het niet erg als er tien-, twintig-, dertigduizend kronen op mijn bankrekening worden bijgeschreven. Daar heb ik geen problemen mee. Illustraties tekenen is veel minder werk dan stripmaken en het wordt veel beter betaald. En als ik weet dat mijn werk goed wordt betaald, heb ik gelijk meer inspiratie. Dus dat is wat ik doe om geld te verdienen. Bij strips heb ik altijd tot het uiterste willen gaan. Geen compromissen willen sluiten en gewoon zien wat het beste was wat ik kon maken. Ik heb steeds geprobeerd mijn grenzen te verleggen en alleen af te gaan op mijn eigen oordeel. Ik ben er nooit op uit geweest om in Zweden de meeste strips ooit te maken, wel de beste, de origineelste.”
De maan is inmiddels langzaam opgekomen boven het buitenhuis. De krekels zingen. “Ja, in de zomer is het hier heerlijk,” zegt de tekenaar. “Maar in de winter is Gotland verschrikkelijk. Dan huilt de wind om het huis en is het hier ijskoud en donker.”
Gepubliceerd in ZozoLala 143 (2005)
Aan elk van Olle Bergs strips zit een verhaal vast. Hij vertelde ons er een paar:
Lucifers Frukt & grönsaker (Lucifers Groenten en fruit)
“Ik liep over straat en zag een kleine, stom uitziende auto met de naam Prestige. Dat zette me aan het denken over het reclamebureau en de autofabrikant. Hoe stom denken ze eigenlijk dat we zijn? Denken ze nu werkelijk dat als mensen die stomme auto kopen, ze echt het idee hebben dat ze daarmee een stuk extra prestige kopen? Dat die stomme auto alleen door de naam misschien nog wat prestige zal krijgen? Dat is waarom ik de vrouw in de strip boodschappen laat doen en haar een wortel laat kopen die Prestige heet. Dan koopt ze aardappel die Macht heet. Enzovoort, ze gaat er echt helemaal voor. En het is de duivel die haar de spullen levert.”
Rumoerige kroeg
“Die heb ik gemaakt nadat ik met wat vrienden naar een kroeg was geweest waar de muziek zo hard stond, dat je onmogelijk meer met elkaar kon praten. Dat zie je wel vaker in Stockholm. Het is idioot. De tekening geeft weer hoe ik me voelde in die kroeg. Ik wilde alles laten rammelen en breken, zodat het voelt alsof je hoofd explodeert. Alles schudt heen en weer, het einde is nabij.”
Jag med (Ik ook)
“Dit is een van mijn favoriete strips. Hij gaat over twee mannen die er hetzelfde uitzien. Ze staan in een kroeg en de een herhaalt de hele tijd wat de ander zegt. Als de een zegt dat hij treinmachinist is, zegt de ander dat ook. Ik heb de strip bewust heel ‘kalm’ getekend om het gebrek aan persoonlijkheid van de man te benadrukken. De leegte van zijn persoonlijkheid wordt weerspiegeld in de leegte van de pagina.”