Het is bijna ondoenlijk de status en het levensverhaal van Marten Toonder (1912-2005) in enkele zinnen samen te vatten. Zijn autobiografie alleen al telt vier delen: twaalfhonderd bladzijden over een veelbewogen en invloedrijk leven als dé toonaangevende Nederlandse stripmaker. De geboren Rotterdammer begint aanvang jaren ’30 na een ontmoeting met de Argentijnse tekenaar Dante Quinterno te publiceren. In 1938 bedenkt Toonders eerste vrouw, de tekenares Phiny Dick (1912-1990), Tom Poes. Na enkele jaren verdwijnt de schrandere Poes naar het tweede plan ten gunste van de kleurrijke heer Olivier B. Bommel. Bommel zal vijftig jaar lang de stijlvolle rode draad vormen in Toonders leven en oeuvre. In 1939 start Toonder samen met Joop Geesink de Toonder Studio’s: de bakermat van latere striptalenten als Dick Matena, Lo Hartog van Banda en Hans G. Kresse en strips als Olle Kapoen, Koning Hollewijn, Panda en Kappie. In 1986 zet Toonder – inmiddels naar Ierland verhuisd – definitief een punt achter Bommel met Het einde van eindeloos.
Jeugd
Je eigen tekenfilm maken, dat wilde Marten Toonder ook wel. Als jongeman zag hij zijn eigen tekeningen al compleet met geluid voor zich bewegen. Pas na de Tweede Wereldoorlog wordt Toonders droom werkelijkheid. Dan lanceren de Toonder Studio’s korte animatiefilms van Tom Poes en opdrachtfilms voor Philips. Het zijn vingeroefeningen voor latere, meer ambitieuze korte films als De gouden vis en Moonglow, waarvoor Toonder meerdere filmprijzen in ontvangst mag nemen. Een echte avondvullende animatiefilm verschijnt in 1983, als de avondvullende Bommel-film Als je begrijpt wat ik bedoel met groot succes de groene Zwelbast laat rondwaren.
Kenners
Denkend aan Bommel ziet de weemoedige lezer een druk gebarend heer langs knoestige boomstronken gaan. En ook al verhuisde Marten Toonder in 1965 welbewust naar Ierland, zijn werk en de Nederlandse volksaard laten zich maar moeilijk van elkaar los denken. Toonders Bommel-strip wemelt van de tijdloze Nederlandse typetjes als burgemeester Dickerdack, ambtenaar Dorknoper, kunstenaar Terpen Tijn, bromsnor Bulle Bas, handige jongens Bul Super en Hiep Hieper, et cetera, et cetera. Met Bommel biedt Toonder een weergaloos portret van de Nederlandse samenleving in al zijn kneuterigheid, gezagsgetrouwheid en scepsis. Uiterst herkenbaar zijn ook de geestrijke conversaties die worden gevoerd aan Bommels dis. Terwijl de trouwe bediende Joost een van zijn eenvoudige doch voedzame maaltijden serveert, converseren de aanwezigen in welluidend Nederlands doorspekt met fantasievolle woorden als minkukel, denkraam en kommer en kwel, en gemeengoed geworden herhaalzinnetjes als ‘met uw welnemen’, ‘wat enigjes’ en ‘als ik zo vrij mag zijn’. Met zijn taalkundige vondsten en sfeervolle tekeningen heeft Toonder zich van een plaatsje in het hart van de Nederlandse cultuur verzekerd. In 1982 werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau en in 2002 eerde zijn geboortestad Rotterdam hem met een ‘artoonistisch’ standbeeld.
Copywriting voor kabinetten Nederlands Stripmuseum Groningen