Frank Giroud relativeert de tien geboden
Voor De tien geboden koos Giroud nu eens niet voor de serievorm als automatisme, maar als essentiële vorm van zijn verhaal. Zijn tien stripboeken kunnen afzonderlijk worden gelezen, maar vormen samen ook een groter geheel. Het eerste deel introduceert het fictieve boek Nahik – dat een versie van de tien geboden bevat en de spil vormt van de serie – in het heden, latere delen graven in het verleden ervan. En Girouds concept werkt ook omgekeerd. Zodra deel tien is verschenen, kan het verhaal ook chronologisch – van het jaar 632 tot nu – gelezen worden en komen alle voorgaande delen in een nieuw licht te staan. De auteur vertelt erover met hoorbaar genoegen. Hij geniet volop van het feit dat zijn lange-termijnaanpak stevig aanslaat bij pers en publiek. Omdat goede dingen kennelijk in tientallen komen, legden we hem tien kwesties voor.
I – Het ontstaan
,,Het begon allemaal met het verhaal Nahik over het ontstaan van een roman, dat ik schreef in 1996. Nahik gaat over een beroemde negentiende-eeuwse schrijver die met zijn gekke broer en zijn zus gaat samenwonen, waarna er allerlei enerverende dingen gebeuren. Het schrijven was geweldig, maar toen het af was voelde ik een lichte kater. Eigenlijk wilde ik er nog helemaal geen punt achter zetten, geen afscheid nemen van mijn personages. Aan de andere kant liep mijn verhaal toen helemaal rond, was het feitelijk afgelopen. Dat zette me aan het denken over de voor- en nadelen van afgeronde verhalen, zogenaamde one-shots, aan de ene kant en series aan de andere. Ik vroeg me af of er geen manier was om de voordelen van de een te combineren met die van de ander.”
II – Het serieconcept
,,Het voordeel van een afgerond verhaal is, dat je al je energie in één verhaal kunt concentreren. Zodra het af is, kun je je gelijk op andere dingen storten. Je hoeft niet bang te zijn om afgestompt te raken. Het nadeel is, dat je gedwongen bent je personages achter te laten. Ook voor de lezers is dat vaak frustrerend. Stel dat ze het een fantastisch verhaal vonden, dan zouden ze dat het liefste gewoon verder blijven lezen. Daarbij komt dat zo’n one-shot ook financieel minder interessant is dan een serie. Na een paar jaar zakt zo’n enkel boek gemakkelijk weg in de vergetelheid. Bij een serie is het juist interessant dat je veel verder kunt gaan met de ontwikkeling van het verhaal en de personages. Maar ja, dan kom je na zo’n vier, vijf delen op het punt dat de uitgever, de tekenaar of de lezers je als scenarist bijna dwingen om het verhaal voort te zetten. Dan kom je uit op het omgekeerde van wat een creatief proces hoort te zijn. Want hoe verzin je een verhaal? Dat komt op wanneer je ergens wandelt, terloops iets in de krant leest, naar de radio luistert, of iemand een anekdote hoort vertellen. Dan krijg je een idee, dat laat je rijpen, soms maanden of jaren lang, en wanneer het rijp is, koppel je het aan andere ideeën. Tijdens het schrijven wordt het dan deel van een veel rijkere en complexere gedachtegang. Voor een serie moet je bijna elk jaar een nieuw deel schrijven. Zelfs met een geniaal idee als uitgangspunt moet je ervoor gaan zitten en ploeteren om er iets van te maken. Daardoor hebben zelfs uitstekende scenaristen als Van Hamme na het vijfde of zesde deel moeite om nog samenhangend te blijven. Voor je het weet, schrijf je gewoon maar wat.
Ik vroeg me af of hier geen uitweg uit was. De oplossing vond ik uiteindelijk in mijn oorspronkelijke verhaal – dat nu deel acht vormt van De tien geboden – in de vorm van het boek Nahik. Aan het eind van het verhaal Nahik blijkt namelijk dat het gelijknamige boek dat de hoofdpersoon heeft geschreven om bepaalde redenen niet kan worden uitgegeven. Toen bedacht ik iets wat zich twintig jaar later afspeelt en ervoor zorgt dat het boek alsnog verschijnt. Tegelijkertijd verzon ik de reden waarom de broer van de schrijver gek was geworden. Zo had ik opeens drie verhalen die zich in drie verschillende tijdperken afspelen. Toen zei ik tegen mezelf: dát is het! Ik neem de geschiedenis van het boek Nahik als het centrale element en zet die verhaalketen voort. Aan de hand van Nahik vertel ik verschillende verhalen, met verschillende personages, op andere locaties en in uiteenlopende tijdperken. Zo werd het boek Nahik de sleutel tot het geheel.”
III – Het basisgegeven
,,Het oorspronkelijke verhaal Nahik heb ik niet geschreven met een specifieke tekenaar in gedachten. Wel is het ontstaan in samenspraak met Fabien Lacaf, met wie ik in 1988 de trilogie Les patriotes heb gemaakt. Hij wilde graag iets gaan doen met de schrijver Victor Hugo. Uiteindelijk is dat op niets uitgelopen. Maar het was voor mij wel de aanleiding mij eens wat meer in Hugo’s leven te gaan verdiepen. Zo ontdekte ik dat hij een broer had, Eugène, die ook schrijver was – zij het heel wat minder bekend – en die krankzinnig werd toen Victor trouwde met de vrouw waar ze allebei verliefd op waren. Daar zit een verhaal in, dacht ik toen. Maar welk precies en voor wie, daar had ik werkelijk nog geen idee van.
Uiteindelijk bleef van de anekdote over Eugène Hugo alleen het gegeven van de gek wordende schrijver over. Dat werd het basisgegeven. Verder heb ik er iets heel anders mee gedaan; nu heet de schrijver dan ook geen Victor Hugo meer, maar Hector Nadal. Zo werk ik heel vaak. Ik vang ergens iets op, en dat zet me uiteindelijk op een spoor dat met het oorspronkelijke gegeven weinig meer van doen heeft. Het ibismeisje, dat ik maakte met Lax, is daar ook een goed voorbeeld van. Het speelt in Roemenië tijdens het regime-Ceaucescu, maar is feitelijk ontstaan toen ik iets hoorde over een fout die in een Senegalese postzegel was geslopen. Wanneer ik het verhaal uiteindelijk af heb, is er van het basisgegeven meestal nog maar heel weinig over. Bij Nahik is het ook zo gelopen.”
IV – De tekenaars
,,Om de tekenaars voor De tien geboden te selecteren, heb ik gewoon een lijst samengesteld van mensen met wie ik graag wilde samenwerken. Daarop stond bijvoorbeeld Jean-François Charles, met wie ik vijftien jaar eerder al het plan had opgevat om eens iets samen te doen. Of mensen als Béhé, Fauré en Franz, waarmee ik stuk voor stuk dolgraag wilde samenwerken. Alles bij elkaar heel wat meer dan tien tekenaars. Van doorslaggevend belang was, dat ze allemaal om en nabij dezelfde tijd aan het project konden werken. Alleen op die manier zou het verhaal binnen twee, drie jaar in zijn geheel kunnen verschijnen. Dat was het dringende verzoek van uitgever Jacques Glénat. Aanvankelijk wilde ik De tien geboden in zo’n drie, vier jaar schrijven. Op aandringen van Jacques heb ik het in twee jaar gedaan. Dat maakte natuurlijk wel de samenwerking met sommige tekenaars onmogelijk. Met Labiano bijvoorbeeld, die erg graag deel vijf had getekend, maar moest afhaken vanwege de strenge deadline. Of met Ferrandez, die wel voelde voor deel negen, maar het qua planning evenmin rondkreeg. Met Rossi en Berthet: hetzelfde verhaal. Zodoende is de definitieve keuze gaandeweg op een heel natuurlijke wijze tot stand gekomen. Ook doordat sommige tekenaars, bijvoorbeeld Charles en Béhé, niet dol zijn op historische verhalen. Voor hen kwamen dus alleen de eerste drie verhalen in aanmerking.
Ik heb de verhalen dus niet geschreven met bepaalde tekenaars in gedachten. Integendeel, ik heb de tekenaars gezocht ten dienste van het verhaal. Zo was het snel duidelijk dat Tomaz ‘TBC’ Lavric deel vier zou tekenen. Dat boek speelt in Joegoslavië, het land waar hij vandaan komt.”
V – De werkwijze
,,Toen ik alle tien delen had geschreven, ben ik naar Glénat gegaan. Voor elk deel had ik een gedetailleerde synopsis van zo’n tien pagina’s. Maar de dialogen en plaatindeling moest ik toen nog maken. Om de eenvoudige reden dat ik – zelfs als ik schrijf zonder te weten wie het gaat tekenen – vanaf het moment dat de tekenaars bekend zijn, graag van nabij hun werk volg en dan zonodig mijn teksten aanpas. Voor mij is het stripmaken in de eerste plaats een duobaan. Je kunt niet voor elke tekenaar op dezelfde manier schrijven. Vandaar dat ik qua dialogen en plaatindeling nooit meer dan zes à tien pagina’s voorloop op mijn tekenaars. Mochten zij tegen een probleem aanlopen, dan zit ik tenminste nog middenin het verhaal en kan ik meteen reageren. Iemand als Cothias werkt heel anders. Hij schrijft een verhaal in één keer en stuurt dat naar de tekenaar. Dat heeft als nadeel dat als een tekenaar dan op pagina veertig tegen een probleem aanloopt, je als schrijver amper meer voeling hebt met het verhaal dat je maanden of zelfs jaren eerder schreef. Daarom overleg ik liever intensief met mijn tekenaars.”
VI – De tien geboden
,,De tien geboden gaat niet uit van de tien geboden van Mozes. Het is een lijst die van Mohammed afkomstig zou kunnen zijn. Oftewel een decaloog die joodse, christelijke en islamitische voorschriften omvat. Mohammed heeft menigmaal verkondigd dat een toenadering van de drie grote ‘religies van het Boek’ in het verschiet lag. In deel tien zal duidelijk worden of het werkelijk Mohammed was, die de lijst schreef. En als dat zo is, waarom de lijst is verdwenen. Of als het niet zo is, van wie hij dan wel afkomstig is. Want het staat – zoals op de binnenflap van De tien geboden duidelijk te zien is – natuurlijk wel allemaal in authentiek Arabisch op dat schouderblad van die kameel.
Het belangrijkste gebod van de decaloog zoals ik die voorstel, is het tweede: ‘Gij zult naar uw geweten blijven luisteren om daarin de stem van God te horen’. Voor mij staat God namelijk gelijk aan het goede. Ik denk dat het om de goede weg te volgen niet noodzakelijk is om je op welke religie dan ook te beroepen. Vooral niet op de religies die gebaseerd zijn op boeken. Die geconfisqueerd zijn door kerken: islamitische, orthodoxe, katholieke, joodse, of welke dan ook. Ik geloof dat we door oprecht naar het eigen geweten te luisteren – de stem van het eigen hart, die wortel die diep in ons allemaal zit – in staat zijn om het goede te onderscheiden. Iemand die kwade dingen doet, volgt in deze visie dan ook geen verkeerd gebod, maar is iemand die niet eerlijk is tegenover zichzelf. Iedereen weet heel goed van zichzelf waarom hij of zij niks doet, egoïstisch is, de natuur schaadt, niet meer met de buren praat, kortom zich overgeeft aan alle dingen die de wereld maken zoals hij tegenwoordig is. Ik denk dan ook niet dat we behoefte hebben aan geschreven voorschriften, maar dat elk individu, dat openstaat voor introspectie en werkelijk naar zijn geweten luistert, op de goede weg is.”
VII – De angst
,,Dat iedereen geneigd is tot het goede, is een humanistisch idee. Dat betekent echter allerminst dat daarmee het kwaad de wereld uit is. Het gaat hierom: het goede is geen morele notie, maar welhaast een biologische. Ik geloof dat het leven zich sinds het ontstaan van de aarde en het universum steeds verder in de goede richting ontwikkelt. Er is sprake van een globale groei van de soorten, een globale verbetering van de natuur, een globale verbetering van de mens, et cetera.
Wanneer er iets fout gaat, komt dat doordat de levenskracht geblokkeerd is. Neem Hitler. Die had aanvankelijk een artistieke aanleg. Hij schilderde, niet goed, niet slecht, het had met de jaren best iets kunnen worden. Als hij dat gewoon verder had kunnen ontwikkelen, dan was hij wellicht een verdienstelijk schilder geworden. Maar naarmate zijn verwachtingen steeds minder uitkwamen – ik simplificeer hier natuurlijk enorm – richtte hij zich steeds meer op een extreem soort nationalisme. Het gaat erom dat zelfs hij die levenskracht in zich had. Maar doordat die kracht werd geblokkeerd, schoot hij met eenzelfde energie in andere richtingen, die helemaal niet meer in overeenstemming waren met het goede, met zijn natuurlijke aanleg. Zo verwerd hij tot dictator, zoals gefrustreerde musici ook tot seriemoordenaars kunnen worden. Kortom, het is niet zozeer een kwestie van moraal, maar van geblokkeerde energie.
Op de achterflap van De tien geboden staat: ‘De tien geboden gaan over de oeroude hartstochten van de mens, zijn angst voor het bovennatuurlijke en zijn verhouding tot God.’ Die angst voor het bovennatuurlijke is voor mij fundamenteel. Mensen weten niet wat er na de dood zal zijn. Dat is onze grootste angst: de angst dat er niets is, het verlangen dat ons iets moois te wachten zal staan. Dat is volgens mij de oorsprong van religies en aanverwante ideeën: de paradijzen, Champs-Elysées, nirwana’s, walhalla’s, et cetera. De grote droom van de onsterfelijkheid.”
VIII – De invloeden
,,Ik ben een groot filmliefhebber. Regisseurs als Stanley Kubrick, Milos Forman en Roman Polanski hebben een sterke invloed op mij uitgeoefend. Formans Amadeus draait bijvoorbeeld om nagenoeg hetzelfde thema als het eerste deel van De tien geboden. Dat is een reflectie op talent en genialiteit. Ik vraag me af waar de inspiratie en ambitie vandaan komen. Hoe komt een meesterwerk tot stand? Dat is ook de centrale vraag van Amadeus.
Bij Kubrick spreekt me vooral aan dat hij zeer uiteenlopende films heeft gemaakt. Bijna elke film van zijn hand is een meesterwerk. Ze zijn uitmuntend gefilmd en vertellen krachtige verhalen. Het is een samenspel van kwaliteiten dat je echt helemaal inpakt. In zo’n geloofwaardig universum word ik graag meegevoerd. Daar staat tegenover dat ik gruw van gratuite spektakelfilms waar geen goed verhaal achter zit. Een film als The fifth element van Luc Bresson biedt visueel vuurwerk, toch vond ik hem verschrikkelijk. Er worden ontzettend veel middelen ingezet, maar het verhaal is onbenullig.”
IX – Het stripverhaal
,,In de jaren zeventig ontdekte ik het stripverhaal. Tot die tijd las en schreef ik louter literaire fictie. Dat is op zich ook niet zo gek, want op mijn tiende won ik een schrijfwedstrijd, wat me ontzettend stimuleerde. Vanaf dat moment ben ik nooit meer gestopt met schrijven. Ik schreef in de schoolkrant, policiers, romans. Pas op mijn zestiende, zeventiende ontdekte ik het stripverhaal. Vooral dankzij een scenarist die voor mij erg belangrijk is: Charlier. Al zijn verhalen verslond ik: Blueberry, Tanguy & Laverdure, Roodbaard. Greg is nog zo iemand – althans zijn realistische scenario’s, niet de Olivier Blunders. Dat waren mijn eerste amours d’adolescent. Dat is het moment waarop in mijn persoonlijke schrijversrangorde Charlier definitief de ereplek innam die Alexandre Dumas tot dan toe had bezet.
Dumas’ De drie musketiers is fantastisch en zijn De graaf van Monte Christo is een van mijn favoriete romans. Dat boek heeft werkelijk alles wat een meesterwerk in zich moet hebben – qua verhaal dan, niet qua stijl. Dumas’ stijl is zeer leesbaar, erg aangenaam, maar niet revolutionair, het is geen Céline. Maar zijn verhalen…. met die geweldige personages, die hij in een volkomen geloofwaardige en meeslepende historische context plaatst, en die fabelachtige dingen meemaken, met de ene verrassende wending na de ander. Dat bewonder ik nog steeds enorm, echt het werk van een groot verhalenverteller.
Bij Charlier herkende ik de flair van Dumas. Zijn verhalen ademen, er zit leven in. Alleen werkte hij ook nog met geniale tekenaars als Giraud. Daardoor werd het voor mij cinema op papier en was ik verkocht. Toen ik wat ouder werd, waren er ook nog Christin en Bilal met De falangisten van de zwarte orde, De jacht, en dergelijke. In die tijd waren zij in het Franse taalgebied de enigen die openlijk politieke onderwerpen aansneden.”
X – De overtuiging
,,Omdat De tien geboden van voor naar achteren en van achteren naar voren te lezen is, denken sommige mensen dat de tijd het centrale thema van de reeks is. Dat zie ik zelf anders. Naar mijn idee gaat De tien geboden veel meer over de ongelooflijke onbetrouwbaarheid van onze indrukken. Alle verhalen draaien daar om de een of andere manier omheen. In deel één is dat het sterkst: daar is werkelijk alles een illusie. Vanaf het begin zijn we op het foute spoor. Dan ontdekken we dat wat we tot dan toe voor een objectief verhaal hielden, in werkelijkheid totaal subjectief is. Tot aan het einde toe komt alles voort uit onjuiste indrukken, omdat zelfs dan nog iedereen denkt dat de hoofdpersoon het boek Nahik geschreven heeft. Zelfs wanneer de schrijver uiteindelijk een bekentenis schrijft, gelooft niemand hem en ziet iedereen het als een geniaal postuum vervolg op Nahik. En met die illusie leeft iedereen verder. Vreselijk. Zodra mensen van iets overtuigd zijn, is het moeilijk ze nog van het tegendeel te overtuigen. Ze blijven vasthouden aan hun eerste idee. Daarom is het bijvoorbeeld verschrikkelijk dat de pers steeds vaker gretig de namen en gezichten publiceert van personen die van een misdaad worden verdacht. Als zulke mensen dan later onschuldig blijken te zijn, blijven zij de publieke opinie tegen zich houden. Iedereen blijft dan denken dat hen wel iets te verwijten zal zijn. Het is het soort verdachtmakingen waarvan dictatoriale regimes altijd dankbaar gebruik maken. Er worden wat valse documenten getoond en het oordeel is geveld. Het gemak waarmee mensen allerlei dingen geloven houdt niet op me te verbazen.”
Gepubliceerd in ZozoLala 120 (2001)
De tien geboden op een rijtje (kader)
1 – Het manuscript (heden, tekeningen: Béhé)
“Gij zult niet doden”
2- De fatwa (heden, tekeningen: De Vita)
“Gij zult naar uw geweten blijven luisteren om daarin de stem van God te horen”
3 – De meteoor (1958, tekeningen: Charles)
“Gij zult u geen enkel beeld van God maken”
4 – De eed (1946, tekeningen: TBC)
“Gij zult geen valse getuigenissen afleggen”
5 – De wreker (1922, tekeningen: Rocco)
te verschijnen begin 2002
6 – De ruil (1902, tekeningen: Mounier)
7 – De samenzweerders (1824, tekeningen: Gillon)
8 – Nahik (1814, tekeningen: Rollin)
9 – De papyrus van Kôm-Ombo (1798, tekeningen: Fauré)
10 – De laatste soera (632, tekeningen: Franz)
Frank Giroud (kader)
Frank Giroud wordt op 3 mei 1956 in Toulouse in een arbeidersgezin geboren. Vader Giroud wordt geregeld geplaagd door werkloosheid en prest zijn zoon een ‘echt vak’ te kiezen. Zelfs wanneer zoonlief op tienjarige leeftijd na het winnen van een schrijfwedstrijd niet meer van de schrijftafel weg te slaan is, blijven zijn ouders een bestaan als zelfstandig schrijver afkeuren. Zodoende belandt Frank Giroud als geschiedenisdocent voor de klas. Maar niet voor lang. Vanaf het moment dat Giroud halverwege de jaren zeventig voor zijn studie voet zet in Parijs, probeert hij zijn teksten gepubliceerd te krijgen. Dat lukt met vallen en opstaan, totdat Giroud in 1985 naar een groot publiek doorbreekt met zijn stripserie Louis la Guigne, getekend door Jean-Paul Déthory. Vanaf dat moment komt Girouds stripmakerscarrière in een stroomversnelling. Hij start series als Eva K. en Pieter Hoorn en werpt zich samen met Lax op de politieke thriller. Het ibismeisje, Vergeten in Annam en Azrayen geven Giroud een stevig profiel in Dupuis’ Vrije vlucht-reeks. Momenteel rondt de Parijzenaar de laatste delen van De tien geboden af en werkt hij aan nieuwe delen van Mandrill en Louis Ferchot. Voor de toekomst plant hij een nieuwe serie voor een nieuwe collectie esoterische strips voor Glénat en heeft hij twee nieuwe miniseries à la De tien geboden in voorbereiding. Naast het stripmaken wijdt Giroud zich incidenteel aan het vrije vers. Bevriende muzikanten als Juliette, Léoni Lob en Anis Trio hebben zijn chansons op het repertoire.