Een melodrama met maar liefst vijftig pagina’s gedegen historische eindnoten. Het nieuwste boek van Alan Moore laat zich niet gemakkelijk in een hokje stoppen. Met From Hell overtreft de scenarist van onder andere Watchmen zichzelf.
Toen begin 1991 de eerste aflevering van From Hell werd aangekondigd, was het even slikken. Op het omslag van “de nieuwe Alan Moore” vormde een bloedspoor de woorden “From Hell”. Een titel die het ergste deed vrezen. Het thema idem dito: Jack the Ripper. Was de scenarist van klassiekers als Watchmen, Een kleine moord en V for Vendetta het kwijt? Vergooide hij zijn talent met het zoveelste modieus-voyeuristische seriemoordenaarverhaal? Nu, negen jaar en ruim vijfhonderd pagina’s later, is duidelijk dat Moore iets heel anders voor ogen stond.
De hel
Het bloederige From Hell op het omslag dient niet alleen om aan te geven dat de lezer horror mag verwachten – hoewel een teiltje bij sommige gruwelijke passages uit From Hell zeker geen overbodige luxe is. De hel van Alan Moore is als de roos uit de titel van Umberto Eco’s De naam van de roos: een wijdverbreid symbool dat zo onnoemelijk veel betekenissen in zich draagt, dat het bij vrijwel iedereen wel iets persoonlijks losmaakt. De overeenkomst met Eco’s filosofisch-historische roman gaat nog verder, zoals zo dadelijk duidelijk zal worden. Eerst de reden waarom het Jack the Ripper-verhaal juist in stripvorm goed tot zijn recht komt.
Authentiek
Het thema van de Ripper-moorden is natuurlijk allesbehalve origineel. Al ruim honderd jaar blijft de figuur van de mysterieuze moordenaar met het mes hardnekkig terugkeren in de populaire cultuur. Hele generaties pulpschrijvers hebben dankbaar gebruik gemaakt van de angsten die de moordzuchtige schim in het mistige Londen losmaakt. From Hell onderscheidt zich van het gros van deze verhalen, doordat het de reden van de blijvende populariteit van de Ripper blootlegt. Moore wijst erop dat de Ripper-moorden samenvielen met de opkomst van de Britse sensatiepers. De pioniers van de penny press zagen er een dankbare bron voor verhalen in. Gretig kopten zij: “REVOLTING AND MYSTERIOUS MURDER OF A WOMAN – BUCK’S ROW WHITECHAPEL” en “THE SEVENTH HORRIBLE MURDER BY THE MONSTER OF THE EAST-END.” Voor alle duidelijkheid plaatsten ze er nog wat smeuïge beelden bij. Aangezien de fotografie destijds nog in de kinderschoenen stond, was het aan tekenaars om de gruwelen in het East-End te verbeelden. In From Hell zijn meerdere staaltjes van dergelijke stripjournalistiek avant la lettre te zien. Ze zijn getekend in een stijl, waar From Hell-tekenaar Eddie Campbell met zijn krasserige beelden dankbaar tegenaan leunt. Ook keren sommige tekeningen uit de sensatiekranten letterlijk in From Hell terug. Met de keuze om het Ripper-verhaal in stripvorm te vertellen keren Moore en Campbell dus in zekere zin terug naar de bron. Hun beelden in From Hell ogen daardoor buitengewoon authentiek.
Reconstructie
Wat ook heel authentiek oogt in From Hell, is de reconstructie van de gebeurtenissen. Moore heeft zich duidelijk vol overgave op hele boekenkasten vol Ripperiana gestort en tegelijk maar even uiteenlopende werken als de biografieën van architect Nicholas Hawksmoor en dichter-schilder William Blake tot zich genomen. De moordenaar is in From Hell allerminst het mysterie. Nog voor het eerste slachtoffer valt, is duidelijk dat de moorden in Whitechapel het werk zijn van de briljante arts Sir William Gull. We zien Queen Victoria haarzelve een beroep doen op deze vrijmetselaar om een opkomend schandaal rond haar zoon prins Albert te voorkomen. Gull dient alle getuigen met betrekking tot een buitenechtelijk kind van prins Albert het zwijgen op te leggen. De koninklijke familie, de onwrikbare zuil onder Victoriaans Engeland, mag onder geen voorwaarde in opspraak komen. Gull weet wat hem te doen staat. Hij begaat zijn moorden met chirurgische precisie en raakt gaandeweg steeds verder verstrikt in zijn waanzinnige theorieën. Voor hij voorgoed in zijn eigen gedachtemoeras wegzinkt, heeft Gull de lezer al op onvergetelijke wijze meegezogen in de logica achter zijn gruweldaden. Na de eerste moorden melden zich in de populaire pers al gauw de eerste anonieme briefschrijvers die voorgeven de Whitechapel-moordenaar te zijn. Een van hen ondertekent zijn hanenpoten met Jack the Ripper. Vanaf dat moment heeft de moordenaar een naam, maar zijn ware identiteit zal nooit bekend worden.
Iedereen en niemand
De anonieme moordenaar die iedereen en niemand zou kunnen zijn. Behalve het feit dat er vijf doden te betreuren zijn, biedt het Jack the Ripper-verhaal geen enkele zekerheid. Juist dit gegeven maakt het aloude horrorverhaal geschikt voor een briljante deconstructie van de barensweeën van de moderne tijd. Net als Eco in De naam van de roos gebruikt Moore in From Hell een historisch genreverhaal – de Ripper-moorden – om fundamentele vragen over de geschiedenis en de waarheid te stellen. Dat doet hij op verschillende manieren. Allereerst door de geschiedenis reflexief te benaderen. From Hell opent geen ongecompliceerd venster op het verleden, maar laat zien hoeveel moeite het de auteurs kost om dat verleden te reconstrueren. Moore en Campbell kijken als het ware in een spiegel, waarin ze zichzelf aan het werk zien zonder dat ze de geschiedenis “achter zich” kunnen waarnemen. Dat is in het genre van de historische strip nogal ongebruikelijk. Nog steeds wordt het verleden in vrijwel alle historische strips als een onproblematisch gegeven gepresenteerd, dat met voldoende historische documentatie wel terug te halen is. Met als eindresultaat vaak historische kitsch. Zo lijkt de vrouwenemancipatie in Bourgeons De kinderen van de wind al in de achttiende eeuw voltooid en zijn veel gebouwen in Jacques Martins Alex zozeer in nieuwstaat dat ze onder permanent toezicht van een antieke Dienst Monumentenzorg lijken te staan. Het heden kleurt het verleden. De maatschappelijke realiteit van vandaag de dag wordt hoe dan ook geprojecteerd op voorbije tijden. Nou is dit niet bedoeld als historische haarkloverij, als een waslijst van kleine en grote missers in historische strips. Het gaat hier om een fundamenteler punt: namelijk hoe kunnen strips aanspraak maken op de waarheid? Juist die waarheidsclaim maakt From Hell immers tot extra indringende lectuur – het besef dat het gaat om “echte” slachtoffers en een “echte” moordenaar, niet om louter verzinsels. Nu is het de vraag of zo’n waarheidsclaim eigenlijk wel mogelijk is. Veel hedendaagse filosofen zijn er uiterst sceptisch over. Er is geen grote Waarheid waarop verhalen aanspraak kunnen maken, houden zij vol. Het enige waarnaar verhalen verwijzen is naar andere verhalen (over andere verhalen, over andere verhalen, etc.). In deze discussie over de weergave van de werkelijkheid wordt over het algemeen maar één zekerheid erkend: de sterfelijkheid van het menselijk lichaam. De dood gaat alle documentaire representatie – en dus alle geschiedschrijving – te buiten. En hoewel Moore nergens in From Hell expliciet op de zogenaamde representatiediscussie ingaat, ligt deze wel degelijk ten grondslag aan het boek. Het begint al met de opdracht voorin. “You and your demise: of these things alone we are certain,” betuigt Moore daar zijn respect voor de vijf met name genoemde slachtoffers van de Ripper. In het interview eerder in deze ZozoLala stelt Moore bovendien met zoveel woorden, dat het idee voor From Hell voortkomt uit zijn voornemen om een gedetailleerde studie van een moord te maken. Waarom, licht hij verder niet toe. Ongetwijfeld heeft het te maken met de eindeloze speculatie waartoe zo’n onweerlegbaar historisch feit aanleiding kan geven. Een van de motto’s van het eerste hoofdstuk van From Hell is de taalkundige herleiding van het woord autopsie – het ontleden van het slachtoffer met als doel de doodsoorzaak te reconstrueren. Evenmin is het toevallig dat het lichaam een centraal motief is in From Hell. Sommige moorden worden dermate nauwgezet in beeld gebracht, dat het snijden van Gulls mes in de huid van zijn slachtoffer bijna hoorbaar is. De realiteit van een vers dampende baarmoeder laat weinig te raden over.
Synchroniciteit
Moore en Campbell zetten de geschiedenis ook op een meer visuele wijze tussen haakjes. Dat gebeurt in de passages waarin zij de voorstelling van de tijd als een lineair verschijnsel op de korrel nemen. Was de tijd maar een mooie overzichtelijke rechte lijn, dan zou het een stuk gemakkelijker zijn om het verleden te reconstrueren. Maar er is ook een andere visie op de tijd mogelijk. Een visie die het dominante tijdsbegrip, zoals dat in het alledaagse leven belichaamd wordt door klokken en kalenders, doet uiteenspatten in een onoverzichtelijke veelheid aan subjectief beleefde momenten. Geen lijn, maar een cirkel; niet chronologisch, maar synchronisch. In From Hell staan meerdere passages waarin het lineaire tijdsverloop wordt doorbroken. Al in het tweede hoofdstuk ziet Gull de gestalten van de zeventiende-eeuwse architect Hawksmoor en zijn overleden vader opduiken in de mist. Later in het boek keert de relativering van de lineaire tijd op verpletterende, huiveringwekkende wijze terug. Tijdens het rituele verminken van zijn slachtoffer waant Gull zich opeens niet meer in Victoriaans Londen, maar in een kantoorgebouw op dezelfde plek in Whitechapel een eeuw later. Een huiveringwekkende gedachte: de Ripper is nog steeds onder ons. Nog huiveringwekkender: Gull die zich in dat kantoorgebouw walgend afvraagt, “Are these the days my death shall spare me?” En nog later in From Hell, vlak voor Gull definitief het bewustzijn verliest, krijgt hij zijn navolgers, twintigste-eeuwse seriemoordenaars, op het netvlies. De visie van Moore en Campbell op het verleden is onvermijdelijk complex: het heden kleurt altijd de visie op het verleden, terwijl het moment dat het heden is wezenlijk ongrijpbaar blijft.
Voegen
En daarmee komen we bij het laatste deconstructivistische element in From Hell: de fundamentele intertekstualiteit (teksten die meer naar elkaar verwijzen dan naar een buitenwereld) en het verzet tegen een afronding. Dit is zeker niet het minst opmerkelijke aan From Hell. Op het niveau van het boek alleen al strijden meerdere lagen en taalspelen om de aandacht. Er zijn de motto’s, die elk van de zestien hoofdstukken voorafgaan. Per hoofstuk zijn het er al gauw een stuk of vier. De bronnen van deze motto’s variëren van Franz Kafka en Karl Marx tot Sherlock Holmes-schrijver Arthur Conan Doyle. Kortom, een samengaan van hoge en lage cultuur, woordenboekdefinities, literaire teksten en populaire non-fictie. Voor zover deze motto’s de beschikbare interpretatieruimte nog niet voldoende oprekken, is er het notenapparaat achterin het boek. Hierin licht Moore het waarheidsgehalte van elke scène uit het boek gedetailleerd toe: op welke bronnen het gebaseerd is, wat de historische status van die bronnen is, dat soort dingen. Net als de motto’s bieden de noten een overdaad aan informatie – alleen dit keer eentje, waarbij de meeste lezers het einde waarschijnlijk niet zullen halen. Overigens is er één scène die Moore plagerig weigert toe te lichten. “Work it out yourselves,” staat daar in de noten te lezen. Dat is niets teveel gezegd, want het tafereel toont een nog levende Marie Kelly – die enige hoofdstukken daarvoor toch zeer overtuigend aan haar eind kwam – met haar kinderen voor een hut in Ierland. Ook het daaropvolgende beeld – het schilderij Die wilde Jagd van Franz von Stuck uit 1889 – weigert Moore toe te lichten. Dit vormt een opmerkelijke parallel met de overdaad aan betekenis in Eddie Campbells tekenwerk. Niet alleen heeft dat fraaie, verontrustende schilderij van Von Stuck geen enkele functie in de fictieve werkelijkheid van From Hell – het speelt op geen enkele wijze een door het verhaal gemotiveerde rol – ook leeft Campbell zich links en rechts uit met visuele overdaad in zijn tekeningen. Zo hangt er ergens een enorme inktvlek boven een man met een bolhoed wanneer hij een huis verlaat. Voor de voortgang van het verhaal is die manshoge roetwolk totaal niet functioneel, in de voetnoten komt hij evenmin ter sprake. Enkel een gevoel van onbestemde dreiging blijft hangen. Of neem de curieuze terugblik op From Hell, The Dance of the Gull Catchers, die het boek als een soort nawoord afsluit. Een strip over From Hell-als-strip door de makers van het boek zelf. Moore en Campbell met een vlindernetje temidden van andere Ripperologen die vruchteloos de waarheid achterna jagen. Nóg een voorbehoud bij een van zichzelf al tussen haakjes staand verhaal over Victoriaans Engeland. Tussen de kaften van From hell is er, kortom, een overdaad aan betekenis. Buiten die kaften barst de tekst van From Hell nog eens vrolijk verder uit haar voegen. Uitgeverij Borderlands Press publiceerde een ruim driehonderd pagina’s tellend eerste deel van Moores uitgeschreven scenario voor de eerste drie (!) hoofdstukken van From Hell. In de stripbundel It’s Dark in London staat een kort verhaal van Moore met tekeningen van Oscar Zarate. Dit I Keep Coming Back voegt wéér een nieuwe betekenislaag toe aan From Hell en maakt bijvoorbeeld een nieuwe interpretatie van het slot van The Dance of the Gull Catchers mogelijk. Moore blijft voorbehoud op voorbehoud, laag op laag stapelen. De cirkel van From Hell laat zich duidelijk niet van begin tot eind meten.
Duizelingwekkend
Tijd voor een conclusie. Met From Hell hebben Eddie Campbell en Alan Moore een buitengewoon boeiende strip weten te maken met een welhaast duizelingwekkend aantal lagen. Bij al die complexiteit slaagt het duo erin meeslepend en overtuigend te blijven. Wie From Hell uit heeft, zal bijvoorbeeld nooit meer op dezelfde manier tegen Londen aankijken. From Hell mag gelden als een nieuw meesterstuk van Alan Moore. Voor zijn Watchmen kreeg hij al de hoogste lof. Het enige wat sommige mensen op Watchmen aan te merken hadden, was dat het te zeer in zichzelf gekeerd zou zijn, een te perfecte machine. Het zou, aldus bijvoorbeeld Moores Britse collega Dave McKean, onvoldoende appelleren aan de verbeeldingskracht van de lezer. Met From Hell lijkt Moore zich die kritiek te hebben aangetrokken en vorm en inhoud meer op elkaar te hebben afgestemd. From Hell is een imposant spiegelpaleis waarin het onvergetelijk dwalen is. Het boek illustreert het principe dat William Gull – de Ripper – ergens verwoordt: ”I am not man so much as syndrome: as a voice that bellows in the human heart / I am a rain / I cannot be contained.”
Gepubliceerd in ZozoLala 110 (2000); artikel gepubliceerd voor de aanvaarding van de opdracht voor de Nederlandse vertaling van From Hell, Vanuit de hel