Een debat over de toekomst van de strip
Het afgelopen jaar publiceerde Boekblad een tiental portretten van de voornaamste Nederlandstalige stripuitgevers. Een bont mozaïek van meningen over de toekomst van de strip en het belang ervan voor de algemene boekhandel. Ter afsluiting van de portrettenreeks hieronder een debat over de zuigkracht van de jaren zestig, de onvruchtbaarheid van een oase van goedkoopte en de beperkte aantrekkingskracht van een parallel universum.
Voor zover er een grote lijn te ontdekken viel in de reeks over stripuitgevers, was dat de volgende: het totaalaanbod aan strips is nog steeds groot, nog steeds populair, maar tevens steeds minder divers. Er waren zorgelijke opmerkingen te beluisteren over de dominantie van genrestrips in serievorm, de marginalisering van de auteurstrip en de passiviteit van de grote buitenlandse stripuitgevers. Om meer samenhang aan te brengen in de wirwar van uitspraken bracht Boekblad vijf prominente persoonlijkheden uit de Nederlandse stripcultuur bij elkaar. Centrale vraag: kunnen de stripuitgevers voort op de ingeslagen weg, of staan zij aan de vooravond van ingrijpende veranderingen? Aan het gesprek namen deel: Har van Fulpen (distributeur Betapress), Annelies Groen (stripafdeling Donner Boeken), Cees de Groot (uitgeverij Big Balloon), Peter Ottens (stripwinkelier te Delft en voorzitter van de Branche Vereniging Stripspeciaalzaken) en Mat Schifferstein (uitgeverijen Sherpa en Oog & Blik).
Vrijwel iedereen die je over het schraler wordende stripaanbod hoort, begint over de beperkte verkrijgbaarheid van strips in de algemene boekhandel. Vinden jullie dat terecht?
Ottens: Niet voor de bekende series, die liggen overal. Voor de minder bekende strips is het echter wel nadelig dat zij alleen te vinden zijn bij de veertig à vijftig goed gesorteerde speciaalzaken. Dat zijn te weinig verkooppunten. Als die moeilijkere strips niet bij de boekhandel komen te liggen, wordt het heel erg moeilijk om nog noemenswaardige oplagecijfers te halen. Daarom denk ik dat het inderdaad van het grootste belang is dat de boekhandel meer gaat doen met de betere, duurdere strips.
Groen: Stel dat alle boekhandels ineens toch strips zouden verkopen, dan zou je zien dat het bleef bij Asterix, Lucky Luke en Donald Duck. Daarom is het van doorslaggevend belang – zoals eigenlijk voor alles in de boekhandel geldt – dat er mensen staan die geven om wat ze verkopen. In de boekhandel maakt vrijwel niemand bij strips onderscheid tussen lectuur en literatuur. De meeste boekhandelaren weten gewoon niet zoveel van de artistiek interessantere strips. Er zijn maar heel weinig mensen in de boekhandel die roepen: hoera, ik ga de strips doen. De meesten denken dan toch aan Donald Duck en niet aan Bourgeon, of Schuiten en Peeters. En waarom zouden deze mensen bij wijze van spreken poëzie gaan verkopen als ze zelfs nog nooit een eenvoudige roman hebben opengeslagen? Wie zegt dat de boekhandel de betere strips moet gaan verkopen, gooit eigenlijk gelijk iemand in het diepe die nog helemaal niet kan zwemmen. Dat heeft helemaal geen zin.
Van Fulpen: Zo’n onderscheid tussen lectuur en literatuur lijkt me zeker nuttig. De kinderstrips, die iedereen kent van vroeger, zijn uitgegroeid tot een volwassen medium. Dat begon met het enorme succes van Asterix in de jaren zestig en de daarop volgende ontwikkeling van het kinderblad Pilote naar een tijdschrift voor volwassenen. In de slipstream van deze ontwikkeling gingen zo ongeveer alle Franse tekenaars en scenaristen volwassenenstrips maken. Daarop volgde het gros van de Nederlandse stripmakers hun voorbeeld en oriënteerde zich ook op de volwassenenmarkt. De opkomst van deze auteurstrips is een buitengewoon ingrijpende ontwikkeling geweest, die echter niet door de boekhandel is opgepikt. Daar bleven ze denken dat strips ƒ 3,45 kostten, de kassa-aanslag niks was en je allemaal kinderen je winkel binnen kreeg. Dat idee bleef bestaan, ook toen het al lang niet meer zo was.
Schifferstein: Op het gebied van die auteurstrips moet er inderdaad iets veranderen. Ik bedoel, dat is inmiddels zó minimaal. Of je nu een kleine uitgeverij als Sherpa neemt, of een grote als Casterman, op een gegeven moment stellen die verkochte oplages van de betere strips – ik mag natuurlijk geen cijfers noemen – dus echt helemaal niks meer voor.
De Groot: Daarom heeft Big Balloon zich daaruit ook teruggetrokken. Dat heeft iedereen kunnen waarnemen. Wij kunnen gewoon niet meer werken met die kleine oplages waar jij het over hebt.
Schifferstein: Ik denk dan ook dat het probleem dieper zit. Mijn idee is dat strips – met name de auteurstrips – in Nederland geen onderdeel zijn van de heersende cultuur. Strips verkeren hier in een isolement. Ze zijn niet bekend bij het grote publiek en dus evenmin bij de meeste boekhandelaren of krantenredacteuren. Met als gevolg dat strips geen aandacht krijgen op het moment dat ze verschijnen, daardoor geen nieuw publiek aanspreken, enzovoort. Dat is een systeem dat zichzelf in stand houdt. Ondanks inspanningen van uitgevers en distributeurs in de jaren zeventig en tachtig is het niet gelukt om daar verandering in aan te brengen. Nog steeds worden strips in Nederland geassocieerd met: iets leuks, amusement voor kinderen. In Frankrijk is dat anders. Daar schaamt niemand zich ervoor de nieuwe Bilal naast de nieuwe Lucky Luke te lezen. Daar vinden boekhandelaren tot in de meest provinciale dorpjes aan toe het vanzelfsprekend een redelijk assortiment strips in hun winkel te voeren.
Ottens: Dat strips al lang niet meer alleen voor kinderen zijn was juist het thema van de nationale stripboekenweek dit najaar! Dat is door bijna alle kranten opgepakt, we zijn er zelfs mee op televisie geweest. Dus de publicitaire ruimte is er. Iedere keer dat ik iets probeer, haal ik alle kranten. Maar niemand doet het. Het gekke is dat stripboeken een verschrikkelijk creatief product zijn, maar dat de presentatie van nieuwe strips zo ongeveer het saaiste is wat er bestaat. Er wordt te weinig georganiseerd om de pers mee te halen. Ik bedoel, de Stripcatalogus, een uniek boek, wordt gepresenteerd op een marktkraampje in de gietende regen op een plein in Haarlem. Dat denk ik: nee, dat doe je niet zo. Dat moet anders.
Schifferstein: Oké, met de stripboekenweek haal je misschien alle kranten. Dat zie je bijvoorbeeld ook wanneer de Stripdagen Haarlem uitpakken. Maar zodra die voorbij zijn, valt alles weer dood. Die aandacht is niet vanzelfsprekend, maar blijft incidenteel. Het maakt geen deel uit van de continue aandacht voor strips zoals die wel in België en Frankrijk bestaat.
De Groot: Ik kan me voorstellen dat het een gelukzalige droom is je te spiegelen aan die Franssprekende landen, het lijkt me alleen niet erg realistisch. Frankrijk en België zijn in Europa wat dat betreft uitzonderingen. De situatie in Duitsland of de Scandinavische landen komt veel meer overeen met die van ons. We zullen onder ogen moeten zien dat stripuitgevers teveel doen alsof de jaren zeventig en tachtig nog steeds voortduren. In die tijd beleefden de fenomenen Asterix en Lucky Luke hun hoogtijdagen en werden geweldige omzetten gerealiseerd. Op die situatie is de infrastructuur van de markt gebaseerd, terwijl de stripverkoop inmiddels kwantitatief veel minder groot is geworden. Om het met Den Uyl te zeggen: de tijd zoals het was komt nooit meer terug. De stripmarkt is nu gewoon minder volumineus is dan voorheen. Aan die lagere omzetten hebben de grote aanbieders echter geen conclusies verbonden. Eigenlijk zouden we nu op een andere wijze moeten aankijken tegen distributie, promotie, hoe we met marges omgaan, in welke technische uitvoeringen we welke strips brengen, noem maar op. We zouden ons veel meer moeten gedragen als een algemene of literaire uitgever. En niet meer denken: het is 22 bij 28 centimer, 48 pagina’s dik, ƒ 7,95, hup, we brengen het op de markt en we zien wel wat er gebeurt. Die tijd is voorbij.
Het is opvallend dat de literaire uitgever Nijgh & Van Ditmar met de presentatie van de strip Barbaraal wel ruimschoots aandacht krijgt bij onder andere RTL-4, Vrij Nederland en Trouw. Waarom lukt Nijgh & Van Ditmar wel wat stripuitgevers niet lukt?
De Groot: Nijgh & Van Ditmar is aangesloten op het netwerk. Dat zij die publiciteit kunnen realiseren is gewoon het gevolg van het feit dat Barbaraal door ‘Nijgh & Van Ditmar’ wordt uitgegeven. Die naam houdt een soort kwaliteitsgarantie in. Als Nijgh & Van Ditmar het brengt, zal het ‘dus’ wel goed zijn. Dan komt het wel in de kranten en wel in Vrij Nederland en wel in de boekhandel. Bij stripuitgevers is dat niet aan de orde.
Kijk, in de zaterdagkranten zie je altijd advertenties van Querido, De Bezige Bij, en noem maar op. Die adverteren gewoon structureel. Daar kom je als stripuitgever – dat heeft ook te maken met de geringe marges – niet aan toe. Eigenlijk zou je een constructie moeten verzinnen, waardoor je die pull-kant kunt ontwikkelen, ervoor zorgen dat de consument weet wat voor aardige spullen je aanbiedt. Bijvoorbeeld door met een andere technische uitvoering te werken en met hogere marges. Nijgh & Van Ditmar doet dat ook met Barbaraal. Die strip verschijnt voor vijfentwintig gulden in een gangbaar boekenformaat.
Dat afwijkende formaat van strips is een ander punt. Maakt dat in de praktijk nu echt zoveel verschil?
Groen: Qua verkoop? Nou, laat ik Gummbah als voorbeeld nemen. Zijn boeken deden het op het reguliere stripboekenformaat al goed, maar worden in pocketvorm nog sneller meegenomen. Onze klanten kennen die pockets, denk maar aan de Maarten Muntinga-pockets, en nemen zo’n boek daardoor makkelijker mee.
Ottens: Bij mij is het precies omgekeerd! Ik heb een heel conservatief publiek.
Van Fulpen: Ja, dat is ook het probleem. Op het moment dat je strips in een boekhandelsformaat brengt, loop je een groot risico dat de stripverzamelaars afhaken.
De Groot: Daarom zeg ik ook niet dat álle strips in een paperback- of pocketformaat gebracht moeten worden. Het lijkt me alleen goed als de stripaanbieders diverse technische uitvoeringen gaan hanteren. Dat leid ik bijvoorbeeld af uit onze ervaringen met Casper & Hobbes. Dat hebben we eerst in een regulier stripalbumformaat gebracht. Dat is niet gelukt. Toen zijn we teruggegaan naar het oorspronkelijke Amerikaanse formaat en dat loopt buitengewoon goed. Ik zeg niet dat het alleen aan die technische uitvoering ligt – het ligt ook aan de acceptatie van het character en noem maar op. Maar ik denk wel dat we als stripuitgevers inventiever moeten zijn om het product strip aan de man te brengen. Dat geldt zowel voor de technische uitvoering als voor de promotie, de keuzes van auteurs en licenties.
De kleine marges bij het uitgeven van strips zijn al eerder ter sprake gekomen. Zijn strips eigenlijk niet gewoon te goedkoop? Frankrijk wordt als voorbeeld genoemd en daar verschijnen strips alleen in een gekartonneerde uitgave van zo’n twintig, dertig gulden.
Ottens: Nederland is een oase van goedkoopte. En dat wordt nog verergerd door het feit dat er enorme dumppartijen via secundaire circuits gaan. Suske & Wiske voor ƒ 2,99, daar wordt je toch helemaal beroerd van. Een actie van Albert Heijn: Suske & Wiskes voor ƒ 1,00! Dan krijg je mensen in de winkel die een Suske & Wiske komen halen en zeggen: ‘ƒ 7,50? Voor een stripboek? Wat bent u duur.’ Dan word ik woest en zeg ik altijd: een zwart-wit-boek, literatuur zal ik maar zeggen, kost vijfendertig gulden en een vierkleurenboek, dat kost een tientje. Wie is er dan duur? Strips zijn relatief heel erg goedkoop. Daar mag best wel eens iets aan veranderen. Uitgevers hebben veel te lang tegen de psychologische grens van tien gulden aangehikt.
Van Fulpen: Je moet alleen niet vergeten dat een hogere prijs voor de stripwinkel misschien geen probleem is, maar voor de sigarenboer wel. Wellicht is het alleen een kwestie van gewenning, maar misschien haakt het publiek definitief af. Dat weet je niet. Verder vind ik de stelling duidelijk: strips zijn te goedkoop. Dat zijn ze ook altijd geweest.
Ottens: Je kunt het ook gewoon in een grafiek uitzetten voor de afgelopen vijfentwintig jaar. Dan zet je de boeken af tegen de strips en dan zie je dat de boeken veel harder in prijs zijn gestegen dan de strips. We hebben echt te lang tegen die tien-guldengrens aangehikt. Dat was een barrière die heel moeilijk te nemen was. Het effect van die dumppartijen van ƒ 2,99 speelt ook mee. De Nederlander ziet strips als een ‘goedkoop’ artikel.
Schifferstein: Het probleem is ook dat het gaat om een markt als geheel. Het lijkt zo simpel: moeten we niet alles in harde kaft brengen, een stuk duurder maken en meer marge overhouden? Maar dan vergeet je dat de buren ook moeten meedoen, anders werkt het niet. En dat is natuurlijk niet zo eenvoudig.
Stel dat meer boekhandels strips gaan verkopen. Hoe zien jullie dan de verhouding met de speciaalzaken?
Ottens: Daar ben ik duidelijk over: ik heb geen enkel bezwaar tegen de boekhandel. Ik zie het absoluut niet als een concurrent zoals – dat moet ik erbij zeggen – veel van mijn collega’s wel doen. Mijn redenering is: hoe meer strips er worden verkocht, hoe meer profijt ik ervan heb. Het beeld dat mij voor ogen staat, is dat de boekhandels de nieuwste titels voeren en voor de respons die daarop komt, de voorgaande delen, de gelijksoortige delen, de net uitverkochte delen, doorverwijzen naar de speciaalzaak. Dan blijft die stroom kopers doorlopen. Dat lijkt me een uitstekende situatie.
Groen: Ja, zo werkt het ook bij mij. Bij Donner komt iedereen binnen, dat varieert van heel jong tot heel oud. De echte stripliefhebbers zijn loyaal aan de speciaalzaak Yendor bij mij om de hoek, dat merk ik. Ze komen wel bij mij kijken, maar niet bij mij kopen.
Ottens: De speciaalzaak heeft als voordeel dat je weet dat ze gisteren getrouwd zijn, enzovoort. Dat is een band die soms heel sterk is. Ik ben zelfs getuige geweest bij het huwelijk van een van mijn klanten. Sta je ook gek te kijken, maar goed.
De Groot: Het gaat er ook niet om dat er mensen van Yendor naar Donner gaan en andersom. Het gaat erom dat er via de boekhandel een nieuwe markt wordt aangeboord, er nieuwe consumenten binnenkomen.
Ottens: Dat kan de boekhandel ook beter, want de speciaalzaken hebben hun marktaandeel al grotendeels.
Groen: Ik denk dat het wel zo werkt. Om een voorbeeld te geven: we hadden ooit van die gebonden edities van Lucky Luke. Gedurende één à twee weken bleven er toen maar heren in pakken uit de kantoren komen, als een soort vliegen op de stroop af. Dan denk je opeens: goh, dat is dus ook een doelgroep. Die mensen komen dus ook als ze weten dat er iets interessants is.
Dat sluit goed aan bij de vervagende grenzen tussen hoge en lage cultuur. Bij het feit dat steeds meer mensen – kijk ook naar de bloei van de popmuziek en de film – openstaan voor steeds meer vormen van cultuur. Mogen we daaruit – bij wijze van eindconclusie – afleiden dat de toekomst van de strip ziet er al met al toch rooskleurig uitziet?
Ottens: Jawel. Mits we maar reageren op de veranderingen. Maar de mogelijkheden zijn er. De belangstelling is er. De boeken zijn er.
Van Fulpen: Ik denk dat we opnieuw met strips moeten beginnen. Dat zal toch heel erg moeilijk zijn. Wat ik zie, is dat de meeste uitgevers toch liever terugkijken naar die roemruchte jaren en na tien jaar dan weer met een deeltje komen uit een reeks die toen zo goed liep.
Maar ook de boekhandel moet opnieuw met strips beginnen. Vroeger waren strips voor kinderen en hoefde de boekhandel ze niet verkopen, wan het hoorde niet bij zijn handel. Nu hoort het welbeschouwd wel bij zijn handel, maar heeft hij het gemist, weet hij er niks van. De grote vraag is: hoe doorbreek je dat? De paar boekhandels die wel strips verkopen, roepen gelukkig enthousiast dat het goed gaat. Dus het kan wel.
De Groot: Ik vind het belangrijk onderscheid te maken tussen het kwalitatieve en het kwantitatieve aspect. Kwalitatief gezien is de strip er volgens mij helemaal niet slecht aan toe. Er gebeuren een heleboel interessante dingen, zowel in Nederland als daarbuiten. Wat dat betreft durf ik de stelling wel aan dat buiten de literatuur de strip zorgt voor de meeste culturele impulsen van de hele boekenmarkt. Kwantitatief gezien is het zo dat de geweldige omzetten van de zeventiger en tachtiger jaren voorbij zijn en we nu veel sterker in een niche-markt opereren. Ik bedoel, de mainstream-uitgevers doen nog steeds hele goede zaken via de kiosken, supermarkten, en dergelijke. Daarbuiten zullen we echter onze werkwijze op de huidige situatie moeten afstemmen. Als we zodoende erin slagen alerter met het product strip om te gaan, ben ik daar ook absoluut niet somber over. Dan denk ik dat ook de boekhandel om zal gaan.
Volgens mij is het goed om te bedenken dat als de boekhandel daadwerkelijk strips gaat verkopen, het meer zal gaan zoals bij Donner dan bij Peter in de stripwinkel. Bij Donner is gewoon veel minder tijd voor persoonlijke begeleiding en advies van de klanten dan bij de speciaalzaak. Dat moeten we ons wel realiseren. De vraag van de markt zal zich niet alleen in de winkel, maar minstens zoveel daarbuiten, via de pers, publiciteit van uitgevers, en dergelijke, moeten ontwikkelen. Als dat gebeurt, komt het wel goed. Dan maakt het me verder ook niet zoveel uit of we Storm via de speciaalzaken en enkele andere verkooppunten verkopen en Casper & Hobbes en Van nul tot nu via de reguliere boekwinkel. Als de boekhandels zich maar realiseren dat daar ook omzet in zit.
Groen: Inderdaad. Dilbert ligt bijvoorbeeld bij ons alleen op de economie-afdeling, niet op de stripafdeling. Daar moet ik echt vanaf blijven.
De Groot: Dan zegt de boekhandel ook niet: we verkopen een strip. Nee, dan verkopen ze een boek.
Groen: Wij verkopen Dilbert, zeggen ze. Ik zeg wel eens: dat zijn strips, dat is mijn omzet. Maar nee hoor: het is Dilbert van de economie-afdeling. Daarom vind ik dat verhaal over die infrastructuur van de markt wel mooi. Daar zie ik wel veel in: als de strips meer en op een andere manier in de markt naar boven komen, zullen ze ook binnen de boekhandel eerder opgepakt zullen worden. Strips zitten nu nog teveel in een soort alternate universe. Die werelden staan los van elkaar en dat is eigenlijk heel raar. Want net als de andere uitgevers zijn stripuitgevers mensen die: A- geld willen verdienen, en B- staan achter wat ze uitgeven. Het enige verschil is dat er in hun boeken meer plaatjes staan en minder letters.
Debat tevens i.s.m. Peter-Erik Neyssen
Rondetafelgesprek over strips. In: Boekblad 50 (1998), p. 12-15.