Imposant overzicht van de moderne Europese geschiedenis, een tijdperk van ongekende hoogte- en dieptepunten.
(Vertaling van Barbarism and Civilization: A History of Europe in our Time voor Nieuw Amsterdam, 2008; i.s.m. Chiel van Soelen en Pieter van der Veen)
Citaten uit de pers
‘Goed gedocumenteerd, beredeneerd en uitstekend verteld. Barbarij en beschaving is een voortreffelijk boek, evenwichtig, volledig, een werk van grote klasse.’ Nederlands Dagblad
‘Schitterend verteld en vertaald.’ Martin Ros op Selexyz.nl
‘De titel van Wassersteins boek is briljant. Hij vat de essentie van de twintigste eeuw treffend samen: nog nooit in de geschiedenis waren Europeanen zo rijk en gezond en gelukkig – en zo misdadig als in de laatste honderd jaar. (…) De indeling van dit boek is helder en overzichtelijk. [Wassersteins] stijl is droog en zakelijk, maar goed leesbaar. [En] af en toe staan er juweeltjes van zinnen in.’ Historisch Nieuwsblad
Leesfragment
De val van het communisme in Oost-Europa
1985-1991
‘Rumoer zwol aan boven de hoofden
Tegen de zwaarbewolkte lucht.
Het was niet te verstaan.
Het kon niet worden afgetapt.
Maar ze begrepen het allemaal.’
Miroslav Holub, Praag, 1989
Michail Gorbatsjov was 54 jaar oud toen hij op 11 maart 1985 in de Sovjet-Unie aan de macht kwam. Hij was een boerenzoon uit Zuid-Rusland, de eerste Sovjetleider die na de revolutie was geboren en de eerste met een academische titel. Zijn beide grootvaders waren onder Stalin gearresteerd en vervolgd. Net als Nagy en Dubček had hij als communistische ‘apparatsjik’ op de gebruikelijke manier carrière gemaakt. Partijkameraden rekenden hem weliswaar tot de hervormers, toch had ook Gorbatsjov voor het bereiken van zijn toppositie niet bepaald laten blijken dat hij een radicaal nieuwe koers voor zijn land zou gaan uitzetten. Toen hij in de jaren vijftig rechten studeerde aan de universiteit van Moskou, was Gorbatsjov goed bevriend geraakt met de Tsjechische communist Zdeněk Mlynář, een medestudent die in 1968 een belangrijke rol in de hervormingsbeweging zou spelen. Mlynář zou zich later over Gorbatsjov herinneren: ‘Net als iedereen was ook hij in die tijd een stalinist.’ Maar hij voegde eraan toe: ‘Een werkelijk hervormingsgezinde communist is per definitie een stalinist in de ware zin van het woord.’1 Een opmerkzame persoon herkende Gorbatsjovs potentieel al vroeg: toen hij in december 1984 Groot-Brittannië bezocht voerde Margaret Thatcher een lang gesprek met hem, waarna ze hoopte (zo herinnerde ze zich later) ‘dat ik met de toekomstige Sovjetleider had gesproken. Dit was namelijk een man met wie ik zaken kon doen.’2
Als beschermeling van Andropov drong Gorbatsjov snel door tot de stemgerechtigde leden van het Politbureau. Met zijn gemakkelijke manier van doen, zijn charme, zijn gevoel voor humor en bereidheid tot luisteren beschikte hij over ongewone eigenschappen voor een Sovjetpoliticus. Hoewel hij uit de Kremlinschool van langdradige toespraken stamde, kon hij ook scherp formuleren en uiteindelijk leerde hij zelfs hoe hij goed kon overkomen op televisie. Kort na zijn bezoek aan Groot-Brittannië hield hij een toespraak in Moskou, waarin hij enkele begrippen introduceerde die de bouwstenen van zijn beleid zouden vormen, zoals glasnost (‘openheid’) en perestrojka (‘herstructurering’). Daarnaast bekritiseerde hij iedereen in de USSR die probeerde ‘nieuwe verschijnselen op het procrustesbed van zieltogende begrippen te leggen’.3
Gorbatsjovs benoeming tot opvolger van Tsjernenko ging niet vanzelf. Maar pogingen steun te verwerven voor de oude, conservatieve Moskouse partijbaas Viktor Grisjin, hadden weinig succes. Gorbatsjov genoot de steun van KGB-chef V.A. Krjoetsjkov, net als Gorbatsjov een voormalige beschermeling van Andropov. Ondanks aanzienlijke twijfel van de kant van de oude garde van het Politbureau, kwam Gorbatsjov als de nieuwe leider uit de strijd. Het breed gedeelde besef dat het de hoogste tijd was voor een generatiewisseling was daarbij in zijn voordeel. Toen Sacharov (nog altijd in ballingschap in Gorki) het nieuws van Gorbatsjovs benoeming hoorde, merkte hij op: ‘Het lijkt erop dat ons land geluk heeft gehad. We hebben een intelligente leider gekregen.’4
Gorbatsjov omringde zich met hervormers, onder wie Georgi Sjachnazarov, een adviseur binnenlandse zaken die wel werd omschreven als ‘een heimelijke sociaal-democraat in het apparaat van het Centraal Comité’5, de Georgiër Edoeard Sjevardnadze, die halverwege 1985 minister van Buitenlandse Zaken werd, en de radicaal Aleksandr Jakovlev, een politiek adviseur die dicht bij Gorbatsjov stond. Maar als secretaris-generaal moest hij het grootste deel van zijn bewind blijven waken voor de forse achterhoede van conservatieven.
Tijdens de zes jaar die hij als partijleider aan de macht was, leek hij zo te zwalken en te draaien, dat veel van zijn landgenoten hem beschouwden als een opportunist zonder duidelijk doel of principes. Gorbatsjov wist zelf waarschijnlijk ook niet precies waartoe zijn beleid zou leiden. Hij wekte vaak de indruk dat de gebeurtenissen hem stuurden in plaats van andersom. Aan de andere kant sprak er vanaf het begin een duidelijk streven naar vernieuwing uit zijn beleid. Anders dan Chroesjtsjov, die onhandig zocht naar een poststalinistische herformulering van de betekenis van het communisme, baseerde Gorbatsjov zijn beleid op een geraffineerde analyse van de doodlopende weg waarop de Sovjeteconomie- en samenleving waren beland.
Tussen 1985 en 1989 voltrok zich in de Sovjet-Unie op drie punten een revolutionaire omslag: ten eerste creëerde de ‘glasnost’ ruimte voor het publieke debat, ten tweede bood de ‘perestrojka’ een kader voor hervorming van de politieke instituties en ten derde zette het beleid op economische gebied een proces in gang waarbij marktmechanismen de plek innamen van de planeconomie. Gorbatsjov beschouwde dit ongetwijfeld als een manier om de Sovjet-Unie te redden. Net zo min als zijn aanhangers hadden zijn critici enig idee hoe snel dit het uiteenvallen van het land tot gevolg zou hebben.
Het begrip ‘glasnost’ stamde van Russische liberalen uit de negentiende eeuw. Die gebruikten het voor hun eis van transparantie in plaats van geheimhouding in staatszaken. Solzjenitsyn gebruikte het toen hij in 1970 uit de Schrijversbond werd gezet. ‘Glasnost,’ verklaarde hij, ‘eerlijke en totale ‘glasnost’: dat is de eerste eis voor elke gezonde samenleving, en dus ook voor de onze.’6 Gorbatsjovs gebruik van de term was weloverwogen en beladen met symboliek, vooral voor de Russische intelligentsia. Al voor zijn benoeming tot partijleider in 1985 was hij het idee toegewijd. Hij had er in december 1984 al op gezinspeeld door te zeggen dat de nieuwe generatie Sovjetburgers ‘geen genoegen zal nemen met simplistische antwoorden en scherp de leugenachtigheid zal doorzien van het onvermogen of de angst de ware contradicties van de socialistische ontwikkeling te onthullen. (…) Zulke jonge mensen moeten we wel de waarheid vertellen.’7
Ook al was ‘glasnost’ reeds vanaf het begin deel van Gorbatsjovs denken, eerst nam hij alleen voorzichtige stappen in die richting. De nog altijd reële grenzen aan de openheid in de Sovjet-Unie werden duidelijk in april 1986, toen er een ernstig ongeluk plaatsvond bij de kerncentrale van Tsjernobyl, honderd kilometer van Kiev in het noorden van de Oekraïne. Het was niet het eerste ongeluk in zijn soort in de Sovjet-Unie. In 1957 had een explosie in een opslagtank met chemisch kernafval veel doden veroorzaakt bij de kerncentrale van Kysjtym in de Oeral: tienduizenden mensen moesten worden geëvacueerd uit een gebied van duizend vierkante kilometer. In Tsjernobyl kwamen 31 mensen onmiddellijk om het leven, 116.000 inwoners werden geëvacueerd uit het omliggende gebied, later werden nog eens 220.000 mensen voorgoed elders gehuisvest en werd een gebied van 4300 vierkante kilometer tot gevarenzone verklaard. In het daaropvolgende decennium zou het aantal gevallen van schildklierkanker bij kinderen fors toenemen, hoewel de meesten met medicatie een min of meer normaal leven konden leiden. Gezaghebbende rapporten van de VN uit 2000 en 2005 concludeerden dat er verder ‘geen bewijs [was] van grote risico’s voor de volksgezondheid in relatie tot ioniserende straling (…) geen toename van het aantal gevallen van kanker of sterfgevallen, dat direct gerelateerd kan worden aan de blootstelling aan straling. (…) Het risico op leukemie, een van de beste indicatoren van die blootstelling, [bleek] niet hoger te zijn, zelfs niet bij reddingswerkers of kinderen. [Er bestaat] geen wetenschappelijk bewijs voor toename van andere, niet-kwaadaardige stoornissen gerelateerd aan ioniserende straling.’8 Ten hoogste vierduizend mensen stierven aan kanker als gevolg van blootstelling aan de radioactieve straling. Het aantal dodelijke slachtoffers lag lager dan het jaarlijkse gemiddelde aantal dodelijke slachtoffers van bedrijfsongelukken in de Sovjetindustrie.
De economische en politieke gevolgen van het ongeluk waren desondanks enorm. In 1990 waren de kosten van Tsjernobyl voor de USSR al opgelopen tot negentig miljard dollar. Meteen na het ongeluk en nog jaren erna ontstond er wereldwijde paniek, overdrijving van de gezondheidsrisico’s en ernstige kritiek op de Sovjetregering, vanwege het slechte ontwerp en nalatige onderhoud die tot de explosie hadden geleid en het gebrek aan openheid in de periode erna. De Sovjetmedia gaven pas toe wat er was gebeurd nadat het nieuws in het Westen bekend was geworden en tot een breed publiek in de USSR was doorgedrongen. De hoofdcensor van de Sovjets gaf later toe dat dit de eerste keer was dat het principe dat de regering alleen beslist wat het volk mag weten had gefaald.9 Gorbatsjov zei er pas na 14 mei iets over op televisie. Tsjernobyl zorgde tijdelijk voor een kras op zijn geloofwaardigheid. Het ongeluk had een hausse aan scherpe, tegen de regering gerichte grappen tot gevolg. ‘Wat is het beste antistralingsinstrument van de USSR: persbureau TASS’ en ‘Wat is de officiële titel van Gorbatsjov? “Secretaris-Isotoop”’. Achteraf zou Gorbatsjov Tsjernobyl beschouwen als ‘een keerpunt’ in het mediabeleid van de Sovjets.10 Het ongeluk bracht het streven naar ‘glasnost’ in een stroomversnelling.
Kort daarna gaven de Sovjetpers en -omroep blijk van een nieuw soort openheid. Het journaal op de staatstelevisie begon minder nadruk te leggen op rapporten over successen in de industrie en meer op onderwerpen die tot dan toe taboe of weinig besproken waren. De uitzendingen van Radio Moskou werden minder propagandistisch van toon. Radio- en televisiestations begonnen in verschillende Sovjetrepublieken, vooral in de Baltische Staten, voor het eerst in de Sovjetgeschiedenis een eigen geluid te ontwikkelen. Ze boden een stem aan nationalistische gevoelens in die gebieden. Het storen van buitenlandse radiozenders werd in 1987 gestaakt. Niet-communistische buitenlandse kranten en tijdschriften, die voor gewone burgers eerst bijna niet te krijgen waren, kwamen beschikbaar voor het algemene publiek. Onafhankelijke dagbladen en tijdschriften speelden dankbaar in op de nieuwe openheid: zoals Ogonjok (‘Klein vuur’) onder redactie van Vitali Korotysj, Oktjabr, dat Vasili Grossmans Leven en lot publiceerde, het meesterwerk dat hij schreef in de jaren vijftig, maar dat in de USSR decennialang verboden was, en Argoementy i fakty, een weekblad dat naar eigen zeggen in 1988 een oplage had van 10 miljoen en in 1990 van 33 miljoen en de meertalige Moscow News. Zelfs de stijve officiële publicaties Pravda en Izvestia werden iets mededeelzamer.
In december 1986 gaf Gorbatsjov een ondubbelzinnig signaal af dat er daadwerkelijk sprake was van een beweging richting vrijheid van meningsuiting. Er werd haastig een telefoon geïnstalleerd in Sacharovs appartement in Gorki. Vervolgens belde Gorbatsjov met Sacharov om hem te vertellen dat hij en zijn vrouw Gorki mochten verlaten. ‘U kunt samen terugkomen naar Moskou. (…) Keer terug tot patriottische zaken!’11 Het was niet alleen veelzeggend dat Gorbatsjov Sacharov persoonlijk van het besluit op de hoogte had gesteld, maar ook dat hij had aangegeven dat Sacharov niet werd vrijgelaten als blijk van genade, maar om de bezigheden te hervatten waarvoor hij oorspronkelijk was verbannen.
De persvrijheid werd vastgelegd in een nieuwe wet, die in 1987 werd voorgelegd aan het presidium van de Opperste Sovjet. Na twee jaar wikken en wegen werd hij in november 1989 goedgekeurd. Pas in juli 1990 werd hij daadwerkelijk van kracht. Intussen verschenen er diverse tot dan toe verboden boeken. In 1986 werd een begin gemaakt met het uitgeven van het werk van Vladimir Nabokov. In februari 1987 kreeg Boris Pasternak postuum eerherstel van de Schrijversbond en het jaar daarop verscheen Dokter Zjivago voor het eerst officieel in het Russisch. Maar het werk van Solzjenitsyn, wiens radicale afwijzing van het communisme de Sovjetleiders nog steeds afschrikte, bleef in zijn eigen land voorlopig onuitgegeven. Een officiële woordvoerder verklaarde in maart 1987 dat Solzjenitsyn ‘te ver gaat in zijn politieke oppositie’.12 Voor de toegenomen vrijheid op cultureel gebied wist Gorbatsjov in het begin enthousiaste bijval te krijgen van de meeste leden van de intelligentsia.
Een belangrijk aspect van de nieuwe vrijheden was dat de meest duistere kanten van de Sovjetgeschiedenis in een nieuw licht kwamen te staan. Net als onder Chroesjtsjov werden onthullingen van misdaden uit het verleden gebruikt als wapens bij actuele politieke twisten. Maar de nieuwe openheid ging veel verder dan de eerdere selectieve onthullingen. Voor het eerst sinds de jaren twintig was er een werkelijk vrij debat mogelijk over hete historische hangijzers. Er kwam allerlei bronnenmateriaal over de pijnlijkste aspecten van de Sovjetgeschiedenis beschikbaar. In april 1989 werd Chroesjtsjovs geheime toespraak tot de besloten vergadering van het Twintigste Partijcongres uit 1956 eindelijk in Rusland openbaar gemaakt.
Leesfragment Echtmedia.net. Copyright bij de auteur.
Spreekt Barbarij en beschaving je aan? Dan lees je mogelijk ook graag: