Varekamp & Peet
Uitg. Van Praag; 78 pl. kleur; slappe/harde kaft; E 14,25/15,95
Agent Orange is een ambitieus project van twee relatief onbekende auteurs. Tekenaar Erik Varekamp is vooral bekend vanwege zijn gagstrip over een onbewoond eiland S.O.S. en als assistent van Gerrit de Jager, Mick Peet werkt als art director van het magazine van het Algemeen Dagblad. Hun stripbiografie van Prins Bernhard zal naar verwachting uiteindelijk een slordige tweehonderd pagina’s in kleur beslaan. Geen geringe opgave, die beide auteurs de komende jaren nog wel zoet zal houden. Wat dat betreft is de vele media-aandacht voor het boek welverdiend.
Maar werkt Agent Orange ook als strip? Qua tekenwerk imponeert Erik Varekamp zonder meer. Zijn beelden ogen helder en fris. Ze houden het midden tussen de schwung van Yves Chaland en de openheid van James Sturm, terwijl ze toch een eigen smoel bieden. Het lijkt een kwestie van tijd voordat Varekamp zijn entree zal maken in de prestigieuze catalogus van Drawn & Quarterly. Helaas haalt het scenario van Agent Orange niet dezelfde klasse. Na een mooie openingsscène tijdens de bruiloft van Willem-Alexander en Máxima hinkt het verhaal op twee gedachten. Aan de ene kant biografische details uit het leven van Bernhard, aan de andere veel te veel algemeen bekende historische achtergronden over de wording van nazi-Duitsland. Die achtergronden zijn te schools en halen de vaart uit Bernhards verhaal. Pas op tweederde van het album komt het verhaal weer op gang, wanneer de lezers Bernhard vergezellen op een reis naar Noord-Afrika. In een meeslepend verhaal horen de historische achtergronden de aandacht niet van de hoofdlijn af te leiden. Waar Jason Lutes in zijn meesterlijke Berlin er bijvoorbeeld wel in slaagt om de geschiedenis van Weimar-Berlijn mooi tussen de regels door te laten schemeren, komt in Agent Orange de geest van de roemruchte, belerende Oom Wim te veel uit de fles.
Ondanks de flitsende, eigentijdse verpakking, krijgt Agent Orange daardoor iets statisch. En dat is jammer. Daarnaast is het opmerkelijk dat de auteurs Agent Orange nadrukkelijk presenteren als satire, terwijl er in het boek hooguit een paar keer wat te gniffelen valt. Op zich zijn de ironische terzijdes – bijvoorbeeld Bernhard die meer interesse heeft in het sportkatern dan in de verkiezingsuitslagen op de voorpagina – vaak geslaagd, maar de algemene teneur is eerder die van een biografie dan die van een spitse satire. Daarvoor hecht Agent Orange te zeer aan de historische feiten.
Al met al biedt Agent Orange een welkome correctie op het beeld van Bernhard als de geanjerde verzetsheld in Brits uniform. Geen lezer zal het beeld van de Prins der Nederlanden in de uniformen van de SA en de SS meer van zijn netvlies krijgen. Een lovenswaardige prestatie. Maar een overtuigend portret van de mens Bernhard met al zijn twijfels, angsten en diepere drijfveren biedt dit eerste deel van Agent Orange niet.
Gepubliceerd in ZozoLala 139 (2004)